Dubbel en Dwars
Het synchronisme Jan Hendrik van den Berg-Arthur Koestler


Was in der Luft ist und was die Zeit fordert,
das kann in hundert Köpfen auf einmal entspringen,
ohne dasz einer es dem anderen abborgt.
Goethe
Verbinden, immer verbinden
Goethe
Jan Hendrik van den Berg en Arthur Koestler Jan Hendrik van den Berg is altijd afgeschilderd als een eenling. Hij bracht een leer der veranderingen tot stand, hij doopte die met de naam metabletica, en deze is uniek in de wereld. Het unieke dwingt tot bezweren en wordt ingekaderd. Na verloop van tijd kreeg men behoefte om op overeenkomsten met verwante denkers te wijzen. Dat is veelvuldig gebeurd met Michel Foucault, Thomas Kuhn en Philippe Ariès, ook werden Hans Blumenberg en Niklas Luhmann genoemd, recentelijk werden daar Michel Houellebecq en vooral Peter Sloterdijk aan toegevoegd. De verbanden die er met Van den Berg zouden zijn worden slechts aangestipt, ze blijven oppervlakkig, men werkt ze niet uit. Blijkbaar is dat niet te doen. Het stokpaardje van de metabletica, het beginsel der gelijktijdigheid groeide uit tot de harde kern van de metabletische methode.
Het leek erop dat het beginsel der gelijktijdigheid geen synchronisme opleverde! Toch zijn die er. In de eerste plaats met Carl Gustav Jung. Terwijl Jung met zijn begrip synchroniciteit worstelde deed Van den Berg dat met zijn leer van de synchrone voorvallen en dat zo ongeveer in dezelfde tijd, begin jaren vijftig.
De leer der veranderingen, de metabletica van Jan Hendrik van den Berg heeft als substraat het beginsel der gelijktijdigheid en releveerde zijn benadering in 1956.
Carl Gustav Jung openbaarde zijn boek Synchronizität in 1952.
Toch heeft niemand op deze gelijktijdige ontdekking van synchroniciteit gewezen. Niet vanuit metabletische hoek, maar ook helemaal niet uit de analytische vereniging op Jung geïnspireerd, in Nederland. Beiden psychiater die de binding met de psycho-analytische vereniging werd opgezegd. Het is waarschijnlijk, dat de reden hier voor is, dat de religie een authentiek verschijnsel voor Jung en Van den Berg is. Godsdienst is een essentieel kenmerk van de metabletica. De metabletica woont in een zinvolle wereld, waarvan de levensloop zuiver is ingericht om naar het wonderbaarlijke te voeren. In dit licht kunnen we de metabletiek beschouwen als een groot gebed tot God in Christelijke zin. Van Carl Gustav Jung is dit minder duidelijk. Jung verzeilde in de alchemistische wereld en raakte verstrikt in de duistere modderpoel van de zwarte kunst. (Uit het gebroddel van de alchemisten bleef vaak door oxidatie alleen een zwart goedje over).
Voor Jung is synchroniciteit geen groot thema. Het duurde lang voor hij dankzij Wolfgang Pauli de moed had er over te publiceren en was daarbij veel verschuldigd aan Das Gesetz der Serie 1919 van Paul Kammerer en aan Der Zufall. Eine Vorform des Schicksals 1924 van Wilhelm von Scholz. Jung wijdde er slechts een boekje aan waarvan ook nog een groot deel onbegrijpelijk is.
Iemand die zich levenslang met coïncidenties bezighield was Arthur Koestler. Hij wordt hier voorgedragen als een homoloog synchronisme met Jan Hendrik van den Berg. Beiden hadden bijzonder originele ideeën over creativiteit. Het denken in coïncidenties zat in hun bloed; alhoewel dat tegenwoordig niet meer opportuun is, we zeggen nu het zit in hun genen. Het zou ook te gek zijn dat het unieke voorval ‘De metabletica van J.H. van den Berg’ niet aan het beginsel der gelijktijdigheid gehoorzaamde en geen ontdekking in meervoud zou zijn. De belangrijkste reden voor het bestaan van dit synchronisme is natuurlijk dat hun werk tegelijkertijd gestalte kreeg. 1936-1978.
Het synchronisme De stelling dat hun werk tegelijkertijd tot stand kwam, dat hun werk een synchronisme vormt, krijgt meer reliëf daar het als basis de volgende gegevens heeft.
1. In 1936 krijgt Van den Berg het boekje Krisenepochen und Wendepunkte des biologischen Denkens door Adolf Meyer in handen. Daarin werd het gelijktijdige verband aangegeven tussen Harvey en de barok. Dat trof hem als een bliksemstraal. Dat boekje was voor Van den Berg zijn eerste metabletische ervaring of openbaring? Het boekje formuleerde concrete ideeën van metabletische waarde; het wees op de betekenis van samenhang in dezelfde tijd tussen de diverse gebieden van cultuur, en de markeerbaarheid van Wendepunkte. Veel metabletische gedachten zijn in embryonale vorm in het boekje van Meyer te vinden.
Arthur Koestler zat in 1936 in de Spaanse burgeroorlog verdacht als communistische spion in een dodencel van Franco. Door tussenkomst van het Rode Kruis kwam hij vrij. -Koestler zat niet, hij kon zich in zijn cel vrij bewegen, er waren ooit cellen waarin er alleen ruimte was om te zitten en niet om te lopen, vandaar ‘zitten’.- Koestler had veel verlichting gevonden, die hij als ‘de uren aan het venster’ benoemde, in Buddenbrooks van Thomas Mann vanwege een passage van Schopenhauer die erin opgenomen was. Na zijn vrijlating schreef Koestler dat aan Mann. Mann schreef aan hem terug dat hij bijna 40 jaar sinds Buddenbrooks 1900 het boekje van Schopenhauer nooit weer had gelezen, maar 23.5.1937 werd hij er weer toe aangezet het boekje van Schopenhauer in te zien en om de brief van Koestler te lezen werd de lectuur van deze tekst van Schopenhauer onderbroken. Als antwoord op zijn brief gaf Thomas Mann aan Koestler te kennen dat hij het nooit voor mogelijk had gehouden dat kunst een dergelijke drastische invloed op het leven krijgen kon. Koestler werd zich bewust wat een bijzonder toeval die zich in betrekking met zijn brief voltrokken had, daarmee veranderde Koestler zijn instelling tegenover buitenzintuiglijke waarneming en het fenomeen toeval. Door dit persoonlijk beleefde unieke voorval werd Koestler er voor het eerst toe gebracht ‘Die Sprache des Schicksals’ te ontcijferen.
2. Zijn tweede metabletische ervaring had 1949 Van den Berg in Frankrijk waar hij er achter kwam dat de Franse psychiatrie een andere was dan wie hij geleerd had, die op de Duitse was georiënteerd. Fenomenen zijn aan tijd maar ook aan plaats gebonden; wat hier waar is behoeft dat niet daar te zijn. Een geografisch-metabletische ervaring.
Van den Berg kwam er achter dat de psychiatrie relatief was. Er is niet één bepaalde psychiatrie, maar er zijn meer; alle aan tijd en plaats gebonden. Dat bracht hem op de gedachte: “Wel die psychiatrie is er niet steeds geweest, die is er pas gekomen met de Franse revolutie. Daarvóór was er geen wetenschappelijke psychiatrie- waarom niet. Waarom was die er niet, wat was er dan niet?” Toen kreeg Van den Berg zijn metabletische ingeving: “Het zou best eens kunnen zijn omdat de zaak er niet was”. De neurose is ontstaan en kon daarna pas ontdekt worden.
1949 verschijnt Insight and Outlook van Koestler. De eerste vrucht van een ambitieus wetenschappelijk project. Een inleiding tot het gemeenschappelijk patroon dat ten grondslag zou liggen aan humor kunst en wetenschappelijke ontdekkingen. Dit zou dan de mogelijkheid bieden een nieuw systeem van sociale ethiek te ontwikkelen. Daarvoor was het ontwerp van bisociatie (dubbele associatie) fundamenteel. Bisociatie is een geschikte omschrijving die verwijst naar elke mentale gebeurtenis die gelijktijdig een verbintenis aangaan met twee gewoonlijk onverenigbare samenstellingen.
3. In 1956 verschijnt Metabletica Grondbeginselen van een historische psychologie. Voor Metabletica was J.H. van den Berg reeds met jaartallen bezig en boeit hem de datering van een gebeurtenis die iets nieuws laat zien. In de compositie van Metabletica wordt er in het laatste hoofdstuk een synchronisme behandeld als een ‘ver-verwijderd-verband’, later een heteroloog synchronisme genoemd; namelijk de betekenis Mona Lisa en Von der Freiheit eines Christenmenschen van Luther en beide uit 1516 zou identiek zijn.
De opzet was een tweede deel van Metabletica te schrijven. Er was echter zo veel materiaal over het menselijk lichaam en het leven in meervoud voor handen dat dit in drie boeken ondergebracht werd. De metabletische onderzoeken van Het menselijk lichaam dl.I.Het geopende lichaam, Het menselijk lichaam dl.II Het verlaten lichaam en Leven in meervoud bezitten dezelfde compositie als Metabletica met een synchrone structuur in de laatste hoofdstukken.
Koestler had eveneens het plan om van Insight and Outlook een deel 2 te schrijven maar was later met inhoud en vorm niet tevreden. Hij begon opnieuw; dat wil zeggen hij trachtte een wetenschappelijke grondslag te leggen voor een ‘synthetische filosofie’. Zo ontstond een wetenschappelijk filosofisch oeuvre van een fascinerende unieke bandbreedte waarvan de frequenties slaan op zowel verschijnselen op het gebied van de wetenschap kunst humor de geesteswetenschappen en het maatschappelijke. Een poging de ‘Two Cultures’ samen te laten gaan om ze te overwinnen. The Sleepwalkers verscheen in 1959 en houdt zich bezig met de mutatie van de Europese geest in de zeventiende eeuw, voornamelijk opgehangen aan Kepler die het meest aan deze waterscheiding bijdroeg. Het boek gaat uit van de onafscheidelijke eenheid van wetenschap en mystiek omdat beide niet los te maken zijn van inspiratie en intuïtie. De voortgang der wetenschap wordt gewoonlijk opgevat als een zuiver rationeel rechte opstijgende lijn. The Sleepwalkers laat zien dat het een zigzag koers is, die zelfs verbluffend veel weg heeft van de ontwikkeling van politiek denken. Speciaal over de geschiedenis van de theorieën omtrent de kosmos kan zonder overdrijving gezegd worden dat het een geschiedenis van collectieve waanideeën is geleid door schizofrenen. De manier waarin sommige van de belangrijkste ontdekkingen aan het licht kwamen herinnert meer aan de voorstelling van een slaapwandelaar dan aan een rationeel brein. De ondertitel van Metabletica is Leer der veranderingen. De ondertitel van The Sleepwalkers is A history of man’s changing vision of the universe. Waarin Koestler de rol onderzoekt van irrationele factoren bij het ontstaan van het rationele wereldbeeld.
4. In de metabletische onderzoeken dringen de synchronismen zich dermate krachtig op dat zich in 1968 met Metabletica van de materie de metabletische methode uitkristalliseert, waarvan het beginsel der gelijktijdigheid een van de zes beginselen is. De leer der veranderingen veranderde in een leer der gelijktijdigheden. Na te zijn gepresenteerd als een van de zes samenstellende beginselen liet synchroniciteit in de geschiedenis zich kennen als de harde kern van de metabletische benadering. Coïncidenties zijn tekens. Tekens van wat of van wie? Wat betekenen de tekens. Hoe komen we er achter? De grammatica van de coïncidenties kenmerkt zich niet door holle woorden maar heeft een inhoudelijk rijk zinsverband. Metabletische verbanden zijn geen willekeurige verbanden maar altijd zinvolle verbanden. Met ‘het beginsel der beklemtoning’ zijn we in staat om er zin aan te geven. Door de synchronismen ‘de ver-verwijderde-verbanden’ op elkaar los te laten. Dan worden fenomenen met elkaar gemengd die nog nooit eerder met elkaar in aanraking zijn geweest. Dan geeft zich een nieuw inzicht prijs. Het nieuwe inzicht moet men zien en wel zien niet alleen in de betekenis van waarnemen maar zien in de bezigheid van een ziener. De fenomenen zeggen dan iets wat ze vroeger nooit gezegd hebben.
In 1964 werkte Koestler in The Act of Creation een aantal verschijnselen uit, waarin gelijktijdigheid de ‘springende Punkt’ is. Koestler beschouwt creativiteit als de intuïtieve sprong die verband legt tussen twee feiten, waartussen eerst geen verband leek te zijn. Hoeft geen kwestie te zijn van nieuwe informatie maar een nieuwe kijk op bekende feiten. Wanneer creativiteit meer werkzaam is dan dwingt de schepping in uitvoering ons om gelijktijdig twee op zichzelf logische maar onverenigbare referentiekaders samen te voegen. Hij definieert creatieve handelingen als het op een zodanige wijze combineren van structuren waartussen tot dusver geen verband bestond dat men meer uit het nieuw ontstane geheel haalt dan men erin heeft gestopt. Hij verklaart inspiratie als voortkomend uit de interactie van twee elkaar wederzijds uitsluitende associatieve contexten. Koestler ijkte deze situaties in The Act of Creation in de benaming bisociatie, zodat dit boek het meeste recht heeft deel twee van Insight and Outlook te zijn.
Dit is er gaande in de metabletiek met het beginsel der beklemtoning wanneer we uit de synchrone voorvallen een metabletische eenheid destilleren dan is daar bisociatie in actie.
Metabletica Bisociatie; is dit iets wat echt bestaat of wordt het allen maar in de hoofden van Koestler en Van den Berg ineengeflanst. Oude wijn in nieuwe zakken. In wezen niets nieuws. Reeds de Romeinen hanteerden het beginsel der gelijktijdigheid met het gebruik van bisociatie om woorden van toevallige voorbijgangers als voor hun zelf van betekenis op te nemen en op datgene te betrekken waarmede zij zich juist op dat moment bezighielden. Zien we metabletica en bisociatie als eigenschappen van de Schepping; is dan van toepassing wat Paul Valery eens schreef: “Een religie verschaft mensen woorden, handelingen, gebaren en gedachten voor de omstandigheden waarin zij niet weten wat te zeggen, wat te doen, wat te denken”. De oude en wijs geworden Goethe schreef enkele jaren voor zijn dood: “Hoezeer wij ook door de duizenden en nog eens duizenden verschijnselen van deze aarde worden aangetrokken en geboeid, toch worden wij door een innig verlangen gedwongen om de blik naar de Hemel op te heffen”. Dan zijn we sprakeloos. Staan we met onze mond vol tanden en bedenken we een nieuw woord. Voor Goethe was het een gewraakte gewoonte van de mens om als hij iets niet begrijpt zijn toevlucht te zoeken in een nieuw woord. “Denn eben wo Begriffe fehlen, da stellt ein Wort zu rechter Zeit sich ein”. Was het niet Balzac die de vraag stelde: “Is een benaming dan een oplossing”?
Omdat toeval en metabletische coïncidenties tekens zijn geeft het werk van Koestler en J.H. van den Berg een dusdanige volte, vanwege dat ze resultaten verschaffen. Bisociatie en metabletische coïncidenties laten zich niet beperken tot alleen maar denkbeelden maar zijn breinbrekers om de taal van het noodlot te ontcijferen en de polsslag van de schepping te nemen.
CODE
De levenskracht die gij eenmaal bezat
verdeelt zich nu over het abc.
Ik combineer er sleutelwoorden mee
en open naar uw dood het zware slot.
Het is, in ’t vers, de figuratie: God,
te vinden met de letters g, o, d,
in deze volgorde, maar niet per se,
ook andere formaties kunnen dat.
Iedere serie, elke schakeling,
uit welke taal genomen, is geschikt,
zolang ze in de juiste spanning staat.
De dichter, onder ’t schrijven, weegt en wikt,
op dood en leven een schermutseling,
totdat de deur eindelijk open gaat.
Gerrit Achterberg
(uit de bundel En Jezus schreef in ’t zand)
Het is frappant te constateren dat tegelijkertijd met het synchronisme van Koestler en Van den Berg de eerste programmeerbare computers zich ontwikkelden. De computer werd door de Duitser Konrad Zuse (dit werd door de oorlog door de Amerikanen en Engelsen verdonkeremaand) uitgevonden. Hij begon met de bouw van zijn digitale computer in 1938 en realiseerde in 1941 de eerste elektromechanische computer. IBM bracht 12 augustus 1981 de eerste Personal Computer op de markt. Een toevallige geboorte aangezien niemand er wat in zag. Jaartallen die het synchronisme van Koestler en Van den Berg markeren.
We gaan ervan uit dat het denkmodel van de computer ook de genetische code zichtbaar maakt. Hier zijn 1953 Watson en Crick met de ontdekking van de DNA structuur het initiale jaartal met het vervolg de ontdekking in 1978 van de genetische vingerafdruk. Om de aparte volgorde van basen te isoleren en de persoonlijke code te identificeren was een toevallige ontdekking van Alec Jeffreys in 10.09.1984. Het denkmodel van en voor de computer en genetische code is die ook werkzaam in Koestler om ‘die Sprache des Schicksal’ te ontcijferen? Ook in de metabletische coïncidenties moet een code ageren om in het werk van Van den Berg een verklaring te zoeken. Vormt het synchronisme J.H. van den Berg-Arthur Koestler een aanzet die te ontrafelen?
Arthur Koestler en coïncidenties
Aan de hand van Paul Kammerer, Wolfgang Pauli en Carl Gustav Jung kreeg Koestler vat op het substraat van coïncidenties in zijn The Roots of Coincedence van 1972. Schreef Jung nog in Synchronizität 1952 dat hij regelmatig in aanraking kwam met synchroniciteit maar dat de mensen niet geneigd waren er over te spreken en hun geheim zorgvuldig bewaarden. Koestler echter werd na The Roots of Coincedence overstroomd met brieven waarin coïncidenties uitvoerig werden beschreven. –J.H. van den Berg kreeg eveneens koffers vol reacties van lezers op de diverse delen van zijn metabletische reeks-. Het kan zijn dat er meer coïncidenties gingen voorkomen tussen 1952 en 1972; met een verhevigde toename na 1990, tenminste wanneer de hoeveelheid publicaties een weerspiegeling is van het aantal coïncidenties. Er heerst sinds de negentiger jaren een hausse aan lectuur over toeval coïncidenties en synchroniciteit.
Een selectie van de brieven aan Koestler is te vinden in The Challenge of Chance. In het doorwerken van de enorme hoeveelheid materiaal tekenden zich enkele patronen voor Koestler af. Naslaggevallen: op zoek naar een moeilijk woord of een onbekend citaat sla je op goed geluk een boek open – en het staat pal voor je neus. Bij gebeurtenissen van het ‘deus machina’ type lijkt de Voorzienigheid op het nippertje tussenbeide te komen om een probleem op te lossen een ramp af te wenden of voorgevoelens te bevestigen. Een categorie is het op schijnbaar miraculeuze wijze weer in bezit komen van verloren eigendommen. In de plaaggeestgevallen gaan emotionele spanningen hand in hand met ongelukkig verlopende fysieke gebeurtenissen. Tot de meest voorkomende samenvloeiende of convergerende gebeurtenissen behoren onwaarschijnlijke ontmoetingen. Toevallige opeenhopingen van namen nummers adressen en data. (Paul Kammerer hield zich in Das Gesetz der Serie daar uitgebreid mee bezig). Er zijn een overvloed aan goed gedocumenteerde gevallen van voorgevoelens of waarschuwingen van op handen zijnde rampen. Koestler kwam tot de vraag waar is de scheidslijn tussen betekenisvolle coïncidenties die beraamd lijken door een onbekend brein achter de schermen van de causaliteit en triviale coïncidenties die louter op toeval berusten? Koestler werd aangedaan door gelijktijdigheden. Met Darkness at Noon zijn bekendste boek; een anti-Stalin geschrift waarvan de Franse vertaling er voor zorgde dat de communisten na de oorlog geen meerderheid kregen in het parlement, overkwam hem opnieuw een indrukwekkende coïncidentie.
Tegelijk dat Koestler dit boek schreef was Walter Krivitskij bezig met I was Stalin’s Agent. Walter Krivitskij, hij kwam in Nederland terecht als chef van de Russische militaire inlichtingendienst voor West-Europa. In 1937 zag Krivitskij met eigen ogen van binnenuit hoe Stalin de hiërarchie in het staatsbestel begon uit te schakelen en hoe voor de wereld die het niet kon geloven miljoenen Russen vervolgd en uitgeroeid werden. Hij ging toen naar Amerika onder de schuilnaam Walter Krivitskij verder leven. Tot 1937 werkte Han Pieck (tweelingbroer van Anton) voor Krivitsky als agent voor de Russische geheime dienst. Het was ook de Nederlander Hans Brusse die bij de dood van Krivitskij gesignaleerd zou zijn. Het is komen vast te staan dat hij vermoord werd op 10 februari 1941. Sindsdien staat Brusse geboekstaafd als vermist. Kriwitskij’s ooggetuigenverslag uit de eerste hand als Sovjet top spionage agent in west Europa is een fundamenteel document in de crisisjaren als aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Het onthult de gruwelijkheden van Stalin’s Grote Terreur voor een ongelovige wereld als hij de militaire en bestuurlijke bovenlaag in Rusland zuivert. Krivitskij’s verhaal over zijn ervaringen en de rauwe realiteit van Stalin’s methoden zijn een klassieker in de geschiedenis en de spionage.
Toen Koestler het een paar jaar na verschijning las kreeg hij een deja vu waar hij onpasselijk van werd. De gelijkheid van sfeer en inhoud met zijn fictie was verbluffend.
Krewinskij was chef van de spionage geweest en brak in 1937 met het communisme. Hij beschreef de realiteit van de Trokskistische processen. Hij beschreef feiten, hij werd dan ook vermoord, Koestler zijn boek was fictief, maar zoals zo vaak gaan feit en fictie samen. Koestler kreeg het gevoel een dubbelganger te ontmoeten, een spectraal evenbeeld van zijn romanfiguren. Het was als een spookachtige doorbraak van kenmerken en voorvallen van zijn fantasie met een weerspiegeling in de harde realiteit.
Het spreekt vanzelf dat dat hij hevig geïnteresseerd is in gelijktijdige ontdekkingen. Hij hield zich bezig, evenals Van den Berg die er een metabletisch onderzoek aan wijdde Koude rillingen over de rug van Charles Darwin, met de meervoudige ontdekking van de evolutietheorie door Wallace en Darwin. Net als Van den Berg was hij in bezit van het artikel van Ogburn ‘Are inventions inevitable?’. Ogburn toont voor Van den Berg aan dat ontdekkingen onvermijdbaar zijn omdat belangrijke initiatieven ontdekkingen en uitvindingen ten onrechte aan één persoon worden verbonden. Ogburn verzamelde zo’n 150 gevallen van ‘gelijktijdige ontdekkingen in meervoud’. Voor Koestler betekenen deze gevallen dat de tijd er rijp voor geweest moet zijn in ieder geval maakt het ontdekkingen die in de lucht hangen het voor de ‘ontdekkers in meervoud’ gemakkelijker. Maar toch is dat niet de essentie. Koestler meent dat, dat de samenzang van het duetje logica en intuïtie is. Verschillende componenten die zich in een meervoudige ontdekking tot een nieuwe synthese verbinden, zijn reeds aanwezig en wachten op een gunstig toeval of op de katalytische werking van een buitengewoon verstand, om samengevoegd en met elkaar versmolten te worden. Heeft men een gelegenheid tot een meervoudige ontdekking aan de neus voorbij laten gaan, onmiddellijk biedt zich een ander aan. Er is iets samengebald. Het lateins voor denken is cogitare en betekent samengedreven. Augustinus wist dit reeds en tekende op dat de oorspronkelijke betekenis van intellegere ‘uitkiezen uit’ is; een selectie uit deze samengedreven gegevens. Eigenlijk dus uit een hoeveelheid gegevens dat tussen uitlezen, wat een nieuwe eenheid, een nieuw begrip vormt.
Onzichtbare verbanden
Is er een katalytische werking dan moet er een katalysator zijn. Neemt men aan dat de afwikkeling van de verschijnselen niet slechts door één oorzaak natuurwetenschappelijk worden bepaald, dan komt men terecht in onzichtbare verbanden. Zodat Koestler in zijn monumentale The Sleepwalkers het magistrale deel over Kepler ‘The Watershed’ de zwaartekracht kan aanduiden als: “dat aantrekkingskracht in de fysische betekenis slechts een woord is voor een onbekende kracht die vanuit een afstand werkt.
Zodat Van den Berg in Leven in meervoud stelt: ontdekkingen op het gebied van elektriciteit, magnetisme en het fenomeen Swedenborg zijn gekenmerkt door het onzichtbare verband als zodanig. Wat is daarvan de katalysator? Is dat een medium? In zijn favoriete voorbeeld van een heteroloog synchronisme als ‘een ver verwijderd verband’, namelijk de gelijktijdigheid van de ontdekking van het hart als pomp en de heilig hart devotie komt Van den Berg tot het begrip medium. Men heeft altijd beweerd dat het medium-begrip alleen in Het menselijk lichaam voorkwam, maar het speelt eveneens een rol in Leven in meervoud bij de deling van arbeid en de frequentie van de droom, gebeurtenissen die een medium schoven tussen hand en stof. Het medium-begrip wou men als een tijdelijke fase, eerder een impasse van zijn denken zien. Maar in Geen toeval duikt het begrip medium weer op. Het activum is het hart als actief werkende pomp met het passivum het lijdende hart. Nu tekent Van den Berg erbij aan dat het synchronisme Harvey-Eudes in een contradictie blijkt te bestaan. Dat is in de metabletische geschiedenis van de synchronismen een grote uitzondering. In de regel is een synchronisme een affirmatie een bevestiging. Koestler analyseert en illustreert de ‘act of creation’ door middel van de biografie van Kepler als medium te gebruiken.
Weerstand tegen de wetenschap Beiden verzetten zich tegen de gevestigde wetenschap. Het spoor dat Van den Berg en Koestler volgen krijgt gestalte door middel van dwarsliggers. Men moet een dwarsligger zijn om dit spoor te herkennen. Koestler keerde zich tegen wat hij de drie R’s noemde. Reductionisme is de methode die de werkelijkheid in al haar vormen tot niets dan elementaire krachten en deeltjes herleidt en in de levende wezens slechts de producten van chromosomen en moleculen ziet. (“Een marionet van de goden is een tragische figuur, een marionet opgehangen aan zijn chromosoom is grotesk”). Ratmorfisme verwijst naar de behavioristen en andere psychologen die elke vorm van antropomorfisme afwijzen en het menselijk gedrag trachten te verklaren door in hun laboratoria het gedrag van ratten te bestuderen. Randomness is willekeur, en slaat op theorieën die alles als het resultaat van toeval trachten uit te leggen.
De taal van Van den Berg ademt de gelijke sfeer als van Koestler en ook hij probeert de heerschappij van de wetenschap te doorbreken en eveneens in drie termen te vangen. In de wetenschap gaat men er van uit dat men weten uitsluitend in de wetenschap treft. Ze benoemt de hand en de vingers en hun aantal is vijf. In Het menselijk lichaam ΙΙ lijdt dergelijke terminologie op deze wijze geconstateerd aan pedantisme. Het pedantisme in de natuurwetenschap berust op een gewild, een moedwillig, doch niet te ontberen ignorisme. Het ignorisme is inzet van dwingelandij. De werkelijkheid wordt wetenschappelijk bedwongen nadat zij eerst door een terugtocht is onteigend, vervreemd gemodificeerd. Na pedantisme en ignorisme is despotisme de derde eigenschap. De wetenschap wil over de mensen en de eigenschappen van de wereld heersen als een despoot. Van den Berg gruwt van de wetenschappelijke hand en wenst die niet te bezitten.
Dubbel en dwars Koestler en Van den Berg vormen ‘dubbel en dwars’ een synchronisme. Van de dwarsheid van Koestler kregen we een knap staaltje te zien in The Thirteenth Tribe. Hij was zionist werkte in een kiboets en stond als journalist aan de wieg van Israel. Leerde er belangrijke mensen kennen als Menachim Begin, door zijn bemiddeling is het te danken geweest dat de toenmalige terroristenleider Begin zijn verzetsleger tijdig heeft laten opgaan in de reguliere krijgsmacht van Israël. Hij ondermijnde de gevestigde mening en betoogde in The Thirteenth Tribe dat de oorsprong van de Oost-Europese Joden niet semitisch was maar voortkwamen uit de Chazaren. Op basis van zijn theorie stelt Koestler dat er grotere genetische verschillen bestaan tussen joodse mensen onderling, dan tussen joden en niet-joden. Het spreekt vanzelf dat de Joden hem dat niet in dank afnamen.
Koestler; ooit schreef hij een opstel over het recht nee te zeggen; in The Trailof the Dinosaur opgenomen. Van den Berg bezit eveneens de ‘esprit de contramination’. Hij bekende in een interview wel eens dwars te liggen. Men vond Hooligans een zelfportret en hij zou een rebel tegen de rebellie zijn. De inhoud van de ‘metabletische eenheid’ staat immer haaks op wat men denkt. Sinds De Reflex 1973 is metabletische studie zelfs identiek aan maatschappijkritiek. Maar zou het anders kunnen zijn. Want ‘Der Mensch ist ein Neinsager’. Die in opstand komt staat op. Wie rechtop gaat is oprecht.
De Metableet als Detective Bisociatie als de Colombo factor Het tot stand komen van de ideeën van Van den Berg en Koestler lijken letterlijk op speurwerk van de recherche. Van de metabletische reeks heeft men dan ook beweerd dat ze de structuur van een detective bezitten; er wordt een intrige opgebouwd, men wordt in spanning gebracht een ontknoping in het verschiet gesteld, maar eerst nog een schijnbare bijzaak behandelt. Is de ontknoping er, dan ziet men terug op het gebeurde en legt een verband met een schijnbare bijzaak, die daardoor geen bijzaak blijkt te zijn.
Koestler beschouwt creativiteit als de intuïtieve sprong die verband legt tussen twee feiten waartussen eerst geen verband leek te zijn. Men noemt dat de Columbo-factor in zijn werk. De hoedanigheid die naast de vuile regenjas en de sigaar van de nonchalante detective uit de tv-serie, gespeeld door Feter Falk zo’n kleurrijke figuur maakte. Columbo loste mysteries op middels informatie die op de een of andere manier in strijd leek met het gezond verstand. Als hij ergens wegging had hij plotseling nog wat te vragen want er klopte iets niet. Als goede detective had hij genoeg vertrouwen in zijn intuïtie om die laatste vraag te stellen.


Arthur Koestler en Jan Hendrik van den Berg door Siegfried Woldhek
Sprongen
Sommige evenementen bezitten een geleidelijke beweging andere voltrekken zich in sprongen.
Men kan de metabletische benadering helemaal in de sprong karakteriseren:
De metableticus houdt zich allereerst bezig met de oorsprong
ziet de voortgang van de geschiedenis als een hink stap sprong
vooral is ze historicus van de zijsprong
met unieke voorvallen als bokkesprongen
Al deze sprongen worden als eschatologie
gedragen door de eindsprong.
Zwaartekracht en genade beheersen deze wereld.
De wetten van de zwaartekracht kennen geen genade.
De metabletische sprong ontkomt figuurlijk aan de aantrekkingskracht van de aarde wanneer de metabletische methode in 1968 uitgekristalliseerd is op hetzelfde moment dat de mens door middel van de ruimtevaart in 1969 letterlijk een nieuw buitenaards standpunt inneemt. Voor de man op de maan, een kleine stap voor een mens, maar een reuzensprong voor de mensheid.
De metabletische sprong tracht de zwaartekracht te slim af te zijn om in hemelsnaam een hoger doel te bereiken.
Het is een metabletisch principe dat er discontinuïteit breukvlakken caesuren zijn.
De sprong voorwaarts naar de eenentwintigste eeuw in Gedane zaken wordt zelfs in een hink-stap-sprong gedemonstreerd.
The Structure of Scientific Revolutions van Thomas Kuhn waar de sprongen paradigmawisselingen heten heeft verwantschap met het werk van Van den Berg maar ook met Koestler.
Voor Koestler begon een creatief proces met een hartstochtelijk verzet tegen de heersende stijl met als gevolg een doorbraak naar nieuwe grenzen. De tweede fase is van cumulatieve vooruitgang van vorderingen in het uitwerken en perfectioneren van nieuwe ideeën en onderzoektechnieken en van nieuwe stijlen in de kunst. De derde fase brengt verzadiging gevolgd door frustratie en het gevoel op dood spoor te zijn beland. De laatste fase is een tijd van crisis en twijfel maar ook een tijd van gedurfde experimenten en van creatieve anarchie.
Het kenmerk van de verandering is bij Koestler eveneens de sprong in de formule ‘Reculer pour mieux sauter’.
Ten aan zien van de betekenis van sprongen, caesuren dienen we in acht te nemen wat Ton Lemaire daarover zegt: “Elke periodisering van de geschiedenis suggereert discontinuïteiten, die bij nader toezien meer het gevolg zijn van de partijdige perceptie van tijdgenoten of latere historici dan dat ze zich zo duidelijk manifesteren in de loop van de gebeurtenissen zelf”.
Het ongewone Genoodzaakt te speculeren verlaat men het gewone en weet men dat het buitengewone meer laat zien van de betekenis van het leven. Koestler zocht het in het paranormale en werd in 1952 lid van de <Society for Psychical Research>. Van den Berg zocht het in het abnormale, werd in 1947 psychiater met een voorkeur voor schizofrenie die ons de afgrond van het bestaan toont. Om de geest helemaal te leren kennen gebruikten ze mescaline, waarbij Koestler voorstelde om doelbewust met de hersens van mensen te manipuleren door middel van drugs. Van den Berg verkondigde dat elke psychiater die iets wilde leren over psychopathologische verschijnselen een mescaline-roes moest ondergaan.
Het werk van J.H. van den Berg en Arthur Koestler is gefixeerd op hoe iets nieuws ontstaat en ze gaan daar op een intensieve manier mee om, wat blijkt uit de grote hoeveelheid onderwerpen die ze onder de loep namen. Rijk aan documentatie met een gedurfde aanpak trachten ze tot een synthese te komen. Hun werk getuigt van de meest ambitieuze poging die ooit is gedaan om de bevindingen van een groot aantal verschillende disciplines te integreren in een theorie over creativiteit.
Door de ongewone paden die ze gingen en de dwarse standpunten die ze innamen krijgen ze geen erkenning. De ‘Alleingang’ is hier ook debet aan. Gaat men eigenwijs zijn eigen weg krijgt men makkelijk de verdenking op zich teveel verbeelding te hebben.
De metabletica zou belerend autoritair zijn waarin de auteur een toon aanslaat alsof Van den Berg de enige onderzoeker is die wel eens een idee heeft. Koestler had een notoire hang naar betweterigheid die Albert Einstein tot het bon-mot inspireerde: “De almachtige God weet alles, maar Arthur Koestler weet alles beter”.
De tijd ten einde
Om de chronologie van het synchronisme weer op te pakken en tot een eind te brengen: In 1977 verschijnt Gedane zaken van J.H. van den Berg en in 1978 Janus: A Summing Up van Arthur Koestler. Een temporeel synchronisme. In Gedane zaken wordt ons een ramp, een cataclysma aangezegd voor de tijd 1995-2015. Een wereldbrand staat ons te wachten schrijft Van den Berg want wie durft te dromen dat het kernwapen er buiten blijft. Het boek is een metabletica van de toekomst, metabletische futurologie met eschatologie als grondslag. Janus: A Summing Up gaat van een nieuwe kalender uit. De belangrijkste datum in de geschiedenis van de mensheid is de 6de augustus 1945. Sinds de dag waarop de eerste atoombom het licht van de zon boven Hirosjima deed verbleken, moet de mensheid als totaliteit leven met het vooruitzicht van haar uitsterven als soort. Vanaf dit moment dat de nucleaire doos van Pandora werd ontsloten leeft de mensheid in geleende tijd. Zoals Koestler schrijft en wat hij schrijft laat geen twijfel toe: “naarmate de middelen ten dienste van nucleaire oorlogvoering niet alleen doeltreffender worden, maar ook makelijker te vervaardigen, wordt de verbreiding over jonge en onervaren landen, evenals de verdere ontwikkeling in oudere en superieure naties steeds onvermijdelijker en een mondiale controle op de vervaardiging van kernwapens steeds moeilijker uitvoerbaar. Binnen afzienbare tijd zullen kernwapens over de gehele aardbol worden vervaardigd en in grote hoeveelheden onder volkeren van alle huidskleuren en ideologieën worden opgeslagen. De kans dat vroeg of laat de vonk die de kettingreactie op gang zal brengen, zal uitslaan, per ongeluk of met voorbedachten rade, zal in evenredigheid toenemen. Totdat ze op de duur, statistisch gesproken, aan zekerheid zal grenzen”.
Koestler wachtte in de Spaanse cel op zijn executie. Terwijl hij als tijdverdrijf op de raamdrempel van de cel het Euclidisch bewijs van de oneindigheid van de priemgetallen neerkaste werd hij overweldigd door een mystische betovering. De neergekrasselde formule toonde aan hoe op een eindige en precieuze manier een zinvolle en begrijpelijke uitspraak over het oneindige kon worden gedaan. De gewaarwording die hij onderging ervoer hij als reëel maar onoverdraagbaar. Zij vormde het begin van zijn exploraties naar de buitenzintuiglijke perceptie en naar paranormale verschijnselen. Achter de wereld van de zintuiglijke waarneming en achter die van de conceptuele orde (die niet waarneembare verschijnselen als zwaartekracht, elektromagnetische velden bevat) vermoede hij een derde werkelijkheidszone die, alhoewel onpercipieerbaar, zin verleende aan de absurde wereld. Koestler is, ondanks dat hij zichzelf atheist verklaarde (de troon van God staat leeg), in wezen diepreligieus en heeft God niet in zijn leven toegelaten. Hij lijdt zoals de meeste tijdgenoten aan een religieuze neurose. Koestler legde zijn duim op de polsslag van zijn tijd maar zag geen uitweg. Met de metabletische methode kunnen we de polsslag van de schepping nemen en Metabletica van God constateert dat na de drie voornaamste veranderingen De Eerste Beweger besluit tot een initiërend synchronisme in onze tijd omdat in onze tijd de idealen, de culturele en godsdienstige zekerheden van alle eeuwen in discrediet zijn.
De Dood De dood is essentieel voor Van den Berg en Koestler. De eerste metabletische toepassing in Het menselijk lichaam gaat van start met de geschiedenis van de eerste snede in het menselijk lichaam, het ontstaan van de anatomie gaat gepaard met het einde van het thema ‘De ontmoeting der drie levenden en drie doden’. Het verband dat niet voor de hand ligt is de gelijktijdigheid met de pest de ‘zwarte dood’. De veranderde houding tegenover de dood is de bepalende kracht in het ontstaan van de anatomie. De eerste metabletische coïncidentie in het werk van Van den Berg kreeg door de dood zijn betekenis. In zijn laatste grote boek in de metabletische reeks Metabletica van God wordt gezegd dat het ook metabletica van de dood had kunnen heten.
Met zijn Medische macht en medische ethiek gooide Van den Berg de knuppel in het hoenderhok van het zo rustige wereldje van de medische ethiek. Hij brak een lans voor een nieuwe ethiek waarin medisch handelen kan bestaan in het doden van een ‘aan de dood gewijde patiënt’. Naar aanleiding van Medische macht en medische ethiek vroeg het toenmalige ministerie van volksgezondheid aan Van den Berg of de strekking van zijn boekje in een wet vastgelegde verantwoording behoefde. Van den Berg vond van niet maar misschien op lange termijn wel. Dit is te lezen in zijn artikel ‘Levensbeëindiging’, waarin eveneens staat dat de patiënt het recht heeft de arts te verzoeken zijn leven te beëindigen.
Koestler had geen arts nodig toen hij in 1983 een einde aan zijn leven maakte. Sinds 1936 stond de dood centraal in zijn extreem leven. Zijn boeken werden in Nazi Duitsland en in het Rusland onder Stalin verbrand. Was in Spaanse en in 1940 in Franse en daarna in Engelse gevangenschap. Ontmoette in Marseille zijn oude vriend Walter Benjamin van wie hij morfiumtabletten kreeg genoeg om een paard te doden, voor het geval ze nodig te hebben. Benjamin stak de Spaanse grens over maar werd naar Frankrijk teruggestuurd en nam zijn tabletten. Koestler kreeg geen visum om Frankrijk uit te komen en hoorde van de dood van Benjamin. Dit verstond hij als een seintje van de ‘Sprache des Schicksals’. Hij slikte zijn tabletten, maar braakte ze weer uit. Benjamin had blijkbaar een sterkere maag. Door de ervaring van de angst als onschuldige in de Spaanse dodencel had hij geen innerlijke vrede zolang de doodstraf bestond wat in 1956 resulteerde in Reflections on Hanging. Dit boek was een belangrijke factor dat de doodstraf in 1970 uiteindelijk werd afgeschaft in Groot Brittanië.
Ter dood veroordeeld Koestler was blij in zijn Spaanse gevangenschap dat hij zijn cel niet met een andere gevangene hoefde te delen. Hij had het gevoel dat door het alleenzijn zijn waardering en sympathie voor de medemens was toegenomen. Hij had het intense gevoel dat er iets bestond als een hoger bestaansniveau waarmee de eenzaamheid hem in contact had gebracht. Het was een gevoel van innerlijke vrijheid van alleenzijn en van een confrontatie met uiteindelijke waarheden in plaats van met je bankafschrift. Je bankafschrift en andere trivialiteiten vormen op hun beurt ook een soort gevangenschap. Niet in de ruimte maar in de spirituele ruimte.
Van den Berg was betrokken bij een verzetsgroep in de tweede wereldoorlog, wordt gepakt belandt in een isoleercel met uitzicht op de doodstraf. Hij laat in een interview noteren dat er zich een wonderlijk bewustzijn van hem als gevangene had meester gemaakt en verklaart dat hij zich relatief gelukkig gevoeld heeft in de dodencel.
Is men persoonlijk ter dood veroordeeld dan gaat de hele wereld mee ten onder. Het individuele bestaan op zich is tamelijk krap. Individualisten mogen graag hun grenzen overschrijden en een persoonlijk inzicht uitbreiden tot een universeel verschijnsel. Gaat men als individu ten onder dan maar gelijk de hele mensheid.
Het doemscenario voor J.H. van den Berg en Arthur Koestler is:
Met een ‘Jerusalem sadness’ -Het dal van Josafat is in Jerusalem-
Wachten op de eindtijd
Bibliografie:
Gerrit Achterberg:Verzamelde gedichten. 1967
J.H. van den Berg:Metabletica 1956
Het menselijk lichaam 2dl. 1959/1961
Leven in meervoud 1963
Metabletica van de Materie 1968
Medische macht en medische ethiek. 1969
De reflex 1973
Gedane zaken 1977
Levensbeëindiging 1980
Koude rillingen 1984
Hooligans 1989
Metabletica van God 1995
Geen toeval.1996
Christian Buckard: Arthur Koestler. 2004
Marius Jacobs: Metabletica televisie botanie bellettrie. 1976
Carl Gustav Jung: Synchronizität-1952
Paul Kammerer:Das Gesetz der Serie. 1919
Arthur Koestler: Ein spanischer Testament-1938
Dialoog met de dood-1948
Darkness at Noon-1940
The Scum of the Earth-1941
Insight and Outlook. 1949
Arrow in the Blue-1952
The Invisible Writing-1954
The Trail of the Dinosaur. 1955
Reflections on Hanging. 1956
The Sleepwalkers-1959
Johannes Kepler-1962
The Act of Creation-1964
The Ghost in the Machine-1967
The Case of the Midwife Toad-1971
De wortels van het toeval-1973
The Challenge of Change-1973
The Thirteenth Tribe-1976
Janus-A Summing up-1978
Walter Krewinskij: I was Stalins Agent-1940
Thomas Kuhn: The Structure of Scientific Revolutions. 1962
Ton Lemaire: De Indiaan in ons bewustzijn. 1986
Thomas Mann: Buddenbrooks. 1900
Adolf Meyer: Krisenepochen und Wendepunkte des biologischen
Denkens. 1936
W.F. Ogburn: Are inventions inevitable. 1922
Wilhelm von Scholz: Der Zufall. Ein Vorform des Schicksals. 1924 Anthony Storr: The School of Genius. 1988
Robert Waterman: The Renewal Factor. 1987