Cornelis Verhoeven

Ton Lemaire & Cornelis Verhoeven

Ik begon Cornelis Verhoeven te lezen via de eerste boeken van Ton Lemaire. De imponerende bibliografie van De tederheid 1968 en Filosofie van het landschap 1970 waren voor mij zeer stimulerend. Niet alleen ten opzichte van Verhoeven maar ook de lectuur van  FJJ Buytendijk en HC Rumke nam ik eveneens met graagte tot mij en werden dierbare auteurs.
Van Verhoeven waren dat, door Lemaire genoemde Inleiding tot de verwondering 1967 en Rondom de leegte 1965, de publicaties waarmee Verhoeven bekend werd, voor mij was dit het begin van een blijvende interesse. Mede veroorzaakt, door Lemaire het niet genoemde Het grote gebeuren 1966. Lemaire citeerde het meest Symboliek van de sluier 1961 een uitgaafje in boekvorm van het maandblad Roeping, waarin hij veel publiceerde, dat was voor mij in 1972 niet meer verkrijgbaar.  Het kreeg later wel plaats in Eerstelingen 1988

Lezen doet lezen

Via Lemaire naar Verhoeven. Door een geliefde auteur proef je ook aan de favorieten van je geliefde auteur. Zo gaat men van de een naar de ander, meestal met profijt. Bij voorbeeld, ik was nogal aangedaan door de poëzie van Lucebert.
In een interview opgenomen in Scheppen riep hij gaat van Aul 1965, las ik dat grote inspiratiebronnen van Lucebert John Cowper Powys, Ben Traven en Henry Miller zijn. Traven zei me niet veel, van Powijs was in het Nederlands niets beschikbaar, maar Henry Miller was een leeservaring van de eerste orde, zelfs een levensstimulans. Vooral De Kreeftskeerkring en De Steenbokskeerkring en bovenal De rozenkruisiging Sexus, Plexus, Nexus; voor Miller: hoewel gekruisigd is de mens in staat tot opstanding . De vitaliteit spat van zijn werk af. Hij lardeerde dit met sex, kreeg daarom naam als pornograaf, maar seks was niet het wezenlijke van zijn werk. Hij was een groot inspirator voor beginnende schrijvers ook voor Nederlandse.

Lovende recensies van Verhoeven over Lemaire

De uitgever van Verhoeven was Ambo en Lemaire begon daar ook te publiceren, dat zal niet de enige reden zijn dat Verhoeven de eerste twee boeken van Lemaire zeer lovend besprak. Treffend kenmerkte hij De tederheid, dat Lemaire zijn onderwerp hier met de fenomenologische methode te lijf ging. Sommigen vielen Lemaire daarover aan, maar Verhoeven verdedigde deze manier van benadering met verve. In Filosofie van het landschap miste hij het noemen van de metabletische methode. Vreemd genoeg gebruikt hij de term metabletica wel in De tederheid. Volgens Verhoeven bewijst Lemaire dat hij met dit boek een cultuurfilosoof van hoog niveau is. Lemaire is doctorandus en dan wil je doctor en professor worden en voor Verhoeven heeft hij met dit boek beide titels in een keer verdiend.
Als tegenprestatie recenseerde Lemaire Bijna niets waar uit de retrospectieve behandeling een grote kennis van het werk van Verhoeven doet zien.                                                                                                                        
Verhoeven bepaalt in een beknopte bespreking Over de waarde van Kulturen 1976 als origineel en boeiend en zijn bespreking van Het vertoog over de ongelijkheid van Jean-Jacques Rousseau 1980 eindigt met: Iemand die zo’n boek kan schrijven hoeft geen meester te zoeken. Hij besprak Binnenwegen 1988 met meer reserve.

Denkwijzen gingen uit elkaar
Daarna schonk Verhoeven geen aandacht meer aan Lemaire, wat ik een beetje merkwaardig vind, toch niet vanwege dat Lemaire de universiteit in de steek liet, zo kun je zijn afscheid ook opvatten, zoals in de ‘Open brief aan Ton Lemaire’ van Stephan Sanders, ik denk het eigenlijk niet. Misschien eenvoudig dat Verhoeven geen boeken van Lemaire meer kreeg om te recenseren.
Na de fusie als HP/De Tijd in 1990
Opvallend is nadat Verhoeven niet meer over Lemaire publiceerde, we ook geen aandacht van Lemaire voor Verhoeven meer zien.. Na zijn vertrek naar de Dordogne betwijfel ik wel of hij de reeks publicaties waarmee Verhoeven zijn oeuvre vervolgde, nog wel door Lemaire geconsumeerd werden. Qua thematiek gingen ze teveel verschillen.

Lemaire geïnspireerd door Verhoeven?
Ik acht het wel best mogelijk dat Verhoeven voor de jonge Lemaire een belangrijke inspirator is geweest zoals in zijn eerste boeken maar ook een leeswijzer die hem als richtingaanwijzer op denksporen zette met zijn artikelen.
Bij voorbeeld op La poétique de l’espace 1957 van Gaston Bachelard, deze wijst daarin op de publicatie van J.H. van den Berg The Phenomenological Approach to Psychiatry 1955, en Bachelard schrijft dat dit boek van de geleerde Nederlandse fenomenoloog, ‘studie over het sprekende Zijn’ aanmoedigt. Verhoeven leest dit en is ingeprent voor het werk van Van den Berg. Verhoeven bespreekt (poëtische ruimteleer) het boek van Bachelard in het maandblad ‘Roeping’, aan Lemaire bekend vanwege dat de tekst van Symboliek van de sluier eerst in dit maandblad stond en later als boekje door ‘Roeping’ uitgegeven werd.
(Vanaf 1963 heet het culturele maandblad Roeping, het literaire maandblad ‘Raam’)
Het is een genot voor Verhoeven in de bespreking, de sympathieke en spirituele Bachelard bij zijn mijmeringen te volgen. Lemaire wordt door Verhoeven aangestoken, gaat het boek eveneens lezen en wie weet komt hij zo ook in aanraking met J.H. van den Berg. Of Lemaire zich ging bezighouden met Marcuse via Verhoeven’s bespreking van De eendimensionale mens, zou kunnen, als extra stimulans, maar is te ver gezocht. Verhoeven vind het zeer boeiend dat in dit boek de logica als machtsmiddel van de technokratische ideologie is geschilderd en dat dit een rechtstreekse sociologische vertaling van Heidegger’s wantrouwen tegenover alles wat exact en logisch is. Deze bepaling spreekt Lemaire zekers aan.
De, laten we zeggen, vroege Verhoeven is waarschijnlijk een van de belangrijkste inspiratie bronnen geweest. Als eerbetoon is Lemaire daarom aanwezig in over het denken van Cornelis Verhoeven Op het tweede oog 2003 met een prachtig opstel ‘De bloei van de roos’, later opgenomen in zijn bundel Verre velden 2013, lichtelijk bewerkt volgens de verantwoording. In de versie van Verre velden ontbreekt de verwijzing naar Verhoeven’s De ogen van Plato 2000. In Op het tweede oog schreef Lemaire “In de verrassende Plato-interpretatie van Vehoeven behelst de ideeënwereld geen verre en hogere wereld maar beoogt het concrete ‘dat op het tweede oog zijn eigen eindeloosheid en onherhaalbaarheid openbaart’. Dat Lemaire zich niet meer met nieuwere publicaties van Verhoeven zou bezighouden in geschrifte is dus niet helemaal juist, maar werd ingegeven doordat De ogen van Plato niet in de bibliografie van Verre velden stond.

Intermezzo
Ralf Bodelier, die in een zoektocht naar creativiteit, humanisme en vooruitgang een omgekeerde pelgrimstocht liep van Jeruzalem naar Bouillon, signaleert: Om zich op zijn wandelen te bezinnen komt hij op het werk van Rousseau, Nietzsche en Thoreau, de grote wandelaars van 18e en 19e eeuw. En als hedendaagse opvolger van dit trio op Lemaire’s Met lichte tred 2019, waarbij hij een interview met Lemaire in Knack las en Bodelier stuitte op een tegenstrijdigheid: “Lemaire is een man met bijzondere traumatische ervaring. Geboren in oktober 1941 in Rotterdam, vertelt hij ‘nog heel vroege herinneringen’ te hebben ‘aan de vliegtuigen , de bommen, het vuur en de angst van de volwassenen’. Het bombardement op Rotterdam vond plaats op 14 mei 1940”. Alhoewel Lemaire in Mettertijd 2014 schrijft dat hij ruim een jaar na het bombardement is geboren. Zo wijt ik het verwijt van Bodelier meer aan onzorgvuldigheid van de interviewer van Knack, Lander Deweer.

Lemaire en lawaai
Na dit intermezzo kom ik op het volgende.
In de postuum verschenen Alledaagse mijmeringen 2021 van Verhoeven kwam ik de opmerking van Schopenhauer tegen dat er een verband is tussen intelligentie en de hoeveelheid lawaai, die iemand in staat is te verdragen. Bovenstaande opmerking bracht me tot de gedachte in hoeverre de stilte, voor Lemaire een zeer belangrijke hoedanigheid, en zijn ervaring van lawaai mede is gevormd door Schopenhauer, voor hem een favoriet filosoof. Hij heeft de Samteliche Werke in 5 banden. De opmerking van Schopenhauer appelleert aan iemand als Lemaire die zichzelf ongetwijfeld als intelligent ziet en indertijd met zijn toenmalige vrouw een boerderijtje kocht dat kwam te liggen in de aanvliegroute van straaljagers naar een militair vliegveld en dergelijke lectuur is waarschijnlijk voedingsbodem om zich te verzetten. Instelling van Lemaire zelf en de verwerping van zijn omgeving zullen wel een symbiose aangegaan zijn voor zijn ‘grote weigering’ (Marcuse). Schopenhauer als substraat van een denkklimaat om zich ongeschikt voor universiteit en woonplaats te maken, is misschien voor Lemaire wel medebepalend geweest om de universiteit en Nederland te verlaten.
Vond er een verdichting plaats in de geest van Lemaire? Zijn lectuur van Schopenhauer, Marcuse maar ook de weerspannige Nietzsche, het ressentiment van Max Scheler ‘Der Mensch iszt ein Neinsager’ en met de oproerige Henry Miller en niet te vergeten De mens in opstand van Camus, verzorgden zijn verzet.
Dit laatste gedeelte is speculatie, misschien wel psychologie van de koude grond.

Reactie van Lemaire
In een reactie mailde Lemaire mij dat hij de boeken van Verhoeven ontdekte toen hij zijn eigen eerste twee boeken al nagenoeg had voltooid. En hij had zeker niet Marcuse via Verhoeven leren kennen.
Volgens Lemaire is hij een klein beetje beïnvloed door Verhoeven. Maar lang niet zo veel als mijn onderzoekje suggereert. Het resultaat werd mede ingegeven doordat Verhoeven ruim 10 jaar ouder was (hij is van 1928) en reeds publiceerde voordat Lemaire (is van 1941) dat deed.

Mij lijkt de waardering van Verhoeven voor Lemaire groter dan omgekeerd. Volgens mij is er wel terdege invloed van Lemaire’s Nijmeegse periode als academicus op Verhoeven. Zie zijn zeer lovende recensies.

Marcuse: metabletisch significant
Verhoeven was rechts en conservatief volgens Lemaire en had weinig met het linkse denken en Marcuse op.
Daarmee heeft Verhoeven, Jan Hendrik van den Berg aan zijn zijde. Er is een groot verschil in waardering tussen Lemaire en Van den Berg ten aanzien van Marcuse. Lemaire is als kritisch filosoof nogal door Marcuse  beïnvloed.
Van den Berg is in zijn ‘metabletica van de toekomst’ Gedane zaken 1977 negatief over Marcuse. Hij ziet de repressieve tolerantie als een pleidooi voor intolerantie. Van den Berg schrijft zelfs: “De man, Marcuse, moet geschreven hebben uit haat”.
In de jaren zeventig ging Van den Berg er van uit dat de metabletica niet noodzakelijk metabletisch significant hoefde te zijn.
Eind vorige eeuw veranderde dat en was de metabletische methode ook van toepassing op de metabletica.
In zijn bespreking van Gedane zaken ‘Gedane zaken en hun keer’ geeft Jacques Claes al een voorzet. “Metabletica in 1956 handelde over het nieuwe, was een belijdenis dat in de wereld, in onze wereld het nieuwe mogelijk is. In 1955, een jaar eerder dus, verscheen van Herbert Marcuse Eros and Civilisation.
Het werk van Marcuse is precies één angstkreet over de vraag of het nieuwe, het andere, -het alternatief-, in onze maatschappij nog wel mogelijk is. De coïncidentie tussen de twee data is opvallend”.
Aldus Jacques Claes.                                 
In Gedane zaken (blz.169) had Van den Berg de repressieve tolerantie als intolerantie van De eendimensionale mens 1964 reeds teruggebracht naar 1955 met een citaat uit Eros and civilisation.                                                 
Het kan maar zo dat in een metabletisch onderzoek naar Metabletica 1956 men tot een heel andere waardering van Marcuse kan komen dan Van den Berg in Gedane zaken.                                                                                      

Bibliografie:
Ralf Bodelier:Geen romantisch maar verlicht wandelen.De Groene.25.3.20
Jacques Claes:Gedane zaken en hun keer. Standaard der letteren 11 maart 1977 
Lander Deweer:Cultuurfilosoof verklaart de opmars van wandelen.Knack.23.1019 Ton Lemaire:Bijna niets. De nieuwe linie 27.5.71
Stephan Sanders: Open brief aan Ton Lemaire. De Groene 4.7.90
CWM Verhoeven:Poetische ruimteleer.Roeping jrg.34 1958
Corn. Verhoeven:De bijbel van het protest. Raam jrg.1969
Corn. Verhoeven:Het leven is een onduldbare pijn.Raam. jan. 1969
Bevrijding van het landschap.Volkskrant 22.8.70
Corn. Verhoeven:Over de waarde van kulturen.Prisma-Lectuurvoorlichting 77-471 Cornelis Verhoeven:Rousseau.De Tijd 27.3.81
Cornelis Verhoeven:Binnenwegen.De Tijd 6.5.88