
Paul Pelckmans was de vorige eeuw op een eigen manier bezig met de metabletiek wat resulteerde in ’n aantal opstellen met metabletische inhoud door hemzelf schetsen genoemd. Waar het heen zou gaan met deze metabletica was in de jaren ‘80 helemaal niet duidelijk, maar uit het volgende blijkt dat Pelckmans geïmponeerd door de metabletica, dat op zijn eigen manier verwerkte. Daar is hij nogal enig in. Jaak van den Berk en Jacques Claes promoveerden bij Van den Berg en noemden hun proefschiften metabletisch, maar de volgende twee boeken noemt hij niet expliciet metabletisch terwijl ze dat wel zijn. In de artikelen van Pelckmans ‘Meervoudige verbeelding in de 17e eeuw een metabletische schets’ en ‘Metabletische perspectieven voor de literatuurstudie’ plus ‘Waarom de Verlichting zo Weinig Science Fiction Schreef’. Een Metabletische Schets probeerde deze tot metabletische inzichten te komen.
Jan Hendrik van den Berg werd door zijn aanpak verguisd, maar toch hadden zijn boeken de nodige indruk gemaakt zowel bij alfa’s als bèta’s. Vooral met een boek als Metabletica van de materie, door mij als het interessantste boek van de vorige eeuw gepromoveerd met daarbij invloed op het mooiste boek van de 20e eeuw De ontdekking van de hemel door Harry Mulisch en op het mooiste gebouw van de vorige eeuw GasUnieGebouw te Groningen van Ton Alberts. Dat dit boek invloed had en wie weet nog heeft is voor wie het kent vanzelfsprekend.
In de geesteswetenschappen is een zekere invloed van de metabletica niet zo opzienbarend, maar een voorbeeld van een metabletische werking op een bèta is te vinden in het proefschrift van J.M. Ramselaar Tendon Transfers to Restore Opposition of the Thumb 1970. Ramselaar signaleert dat het frappant is dat een oppositie transplantatie van spieren zich betrekkelijk laat ontwikkelde; en de plotselinge toename in interesse in het herstel van de oppositie transplantaties is zelfs nog frappanter; in 1930 verschenen er 15 publicaties en 12 hielden verschillende manieren in. Maar ofschoon de literatuur over oppositie reconstructie verder toenam, reconstructie van aanhaling van de duim en ontvoering van de wijsvinger kostte 24 jaar langer om belangstelling te genereren. En volgens Ramselaar kan deze ongelijkmatige ontwikkeling niet geheel verklaard worden door twee wereldoorlogen, polio-epidemie en verbeteringen in pezen verpleging. En hij haalt Van den Berg aan die de veranderlijke natuur van de stof en geest met de term metabletica poogt te verklaren met de argumenten dat wetenschappelijke vooruitgang is gerelateerd aan het heersende levenspatroon in een bepaalde periode. De ontwikkeling van de duimoppositie-reconstructie om de status van wetenschappelijke innovatie te bereiken zou zo in termen van een metabletische achtergrond uitgelegd moeten worden.
Spiertransplantaties werden door twee onafhankelijk van elkaar in 1921 geïntroduceerd maar kregen geen aandacht tot 1963, meer dan 40 jaar later voor dat er opnieuw de aandacht op werd gevestigd. Voor Ramselaar is volgens Van den Berg dat simultane pogingen een van de basiselementen van de metabletica vormen. Wanneer de pogingen zijn gedaan, voorzien van gereedschap, maar te vroeg bekend gemaakt aan de wereld, worden ze vergeten en slechts later herontdekt. Ook de methode van Krukenberg in 1921 om spieren in tweeën te splijten en de radiaal half in te snijden aan de kant van duimopponent heeft een metabletisch aspect, het was in strijd met een eenvoudiger manier maar zijn wijze was toen al progressief genoeg.
Om dit in een dergelijk proefschrift te schrijven toont aan dat men indertijd nogal wat verwachtte van de metabletische aanpak. Dat deze aanpak voor de wetenschap een corpus alienum was en zou blijven was toen niet goed te waarderen. Ramselaar overtuigt zichzelf dat er een metabletische achtergrond meespeelt maar komt zelf niet met een verklaring, zelfs geen aanzet ertoe.

Dat de ulnare greep typisch menselijk is, daar preludeert Durer op met zijn tekening
Mede aan de hand van ‘Metabletische perspectieven voor de literatuurstudie’ verzamelde ik allerlei voorbeelden van de invloed van de metabletiek op de literatuur poëzie en proza. Bij voorbeeld speelt de metabletische architectonische grens tussen binnen en buiten in De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch een belangrijke rol. Dat de metabletica van invloed was op de boeken van ene Philip Marcus, hij gaf het in de boeken zelf aan, De weg naar Oude God 2001 en Het verlossende woord 2005 (dit werd zelfs een metabletische roman genoemd) en dit werd meteen bij het verschijnen er van dan ook door verschillende recensenten opgemerkt. Maar dat de metabletische methode in deze boeken diepgaand was en een eigen origineel leven leidde werd door Ingrid Glorie duidelijk gemaakt in haar artikel ‘Philip Marcus’. In Het Kritisch Literatuurlexicon 2006
Voor Ingrid Glorie lijkt Van den Bergs metabletica voor de thematiek en de structuur van deze romans een belangrijke inspiratiebron te zijn geweest. Karakteristiek voor Van den Bergs werk zijn de relaties die hij legt tussen synchrone ontwikkelingen in architectuur, geloofsleer en mens- en natuurwetenschappen. Historische gebouwen worden zo stille getuigen van de opeenvolgende fasen in de mentaliteitsgeschiedenis van een volk. Hetzelfde doet Philip Markus in De weg naar Oude God met de voetbalsport. Hij weet aannemelijk te maken dat de geometrische vorm van het eerste voetbalveld geïnspireerd is op de verhoudingen van de renaissancistische kerkarchitectuur, waarbij het verdwijnpunt – dat in een kerk achter het altaar ligt en zo de verlossing suggereert – achter het doel was komen te liggen. Ook verbindt hij de definitieve doorbraak met allerlei democratische tendensen aan het begin van de twintigste eeuw. ‘Maatschappelijke ontwikkelingen,’ stelt Markus vast, ‘zijn altijd in het voetbal terug te vinden.’
Markus’ gedachte-experimenten kunnen worden opgevat als een illustratie van de creatieve benaderingswijze die door Van den Berg wordt voorgestaan: door onvermoeibaar heen en weer bewegen tussen verschillende vormen van wetenschap en levensbeschouwing weet Markus allerlei zaken in een nieuw licht te plaatsen. Markus komt tot deze inzichten eveneens mede door de perspectief, men moet de dingen in perspectief zien om tot de juiste duidingen te komen.
Het is bijna een wetmatigheid dat een liefhebber van de metabletica, dat eveneens is van Ton Lemaire. Ik had echter nooit ergens bij Pelckmans iets over Lemaire bespeurd. Tot mijn verrassing werd toch een artikel in 2018 van hem afgescheiden ‘Kan diervriendelijkheid de wereld redden?’, naar aanleiding geschreven van Onder dieren 2018 van Lemaire. Dit artikel getuigt van een brede kennis van zijn werk. Pelckmans noteert bij voorbeeld ‘het oeuvre van Ton Lemaire’; zijn artikel laat zien dat hij niet alleen het werk van Jan Hendrik van den Berg maar ook Lemaire op een eigenzinnige wijze te lijf gaat.
Lemaire ontkomt er in Onder dieren ook niet aan om naar de exuberantie uitbundigheid overdadigheid van de natuur als geheel te verwijzen. Lemaire schrijft: “haar overdaad aan vormen en uitingen, haar weelderigheid haar kwistigheid . Want behalve die overdaad aan vormen kleuren en patronen is er eveneens een overdaad en ogenschijnlijke verspilling van vruchten , zaden , sporen en spermatozoïden. We weten met wat voor kwistigheid een eik of beuk zijn zaadjes verspreidt”. Bij Paul Pelckmans doet dit een raar belletje rinkelen en reageert met: “De evolutie zou niet alleen functioneel naar de meest geschikte vormen tasten maar in haar exuberantie zoveel mogelijk vormen kleuren en patronen genereren, met andere woorden zonder enige remming ongeveer alles wat enigszins kan ook inderdaad proberen. Dit doet Pelckmans verdacht veel denken aan de even ongeremde prometheische dadendrang die in Onder dieren de bron van alle moderne kwaad lijkt en waarvan Lemaire zich afvraagt of het ooit mogelijk zal zijn die in te dammen. Voor Pelckmans is het niet bepaald een geruststellende gedachte dat het euvel minder recent is dan het lijkt en zelfs al miljoenen jaren voor de Achsenzeit een elementair bioritme in al het aardse leven was”.
Om dit te illustreren nog een citaat van Lemaire: ”Weinig is zo imponerend als een dravende of galopperende groep paarden, ergens op de vlakten van Midden-Azië, waar ze vandaan komen , of de grazige gebieden in het Wilde Westen waar de mustangs leven. Als ze daar met wapperende manen en zwaaiende staart voorbij komen stormen, dan realiseer je je: dit is het wilde leven waarvoor ze zijn gemaakt. (blz. 283) En dan het droge commentaar van Pelckmans: “Paarden mogen kennelijk, zoals moderni, graag doordraven.” Dit is voor Pelckmans niet meer dan een vergelijking, maar dat geldt ook voor de affiniteiten tussen diervriendelijkheid en de meer riante inkleuringen van de evolutietheorie in Onder dieren, waarbij hij aantekent het merkwaardig te vinden dat in de rijk gevulde bibliografie Koude rillingen over de rug van Charles Darwin ontbreekt.
De luister van de natuur ligt in haar onbegrensde en eindeloos aangroeiende veelvoud
Waarom de Verlichting zo Weinig Science Fiction Schreef. Een Metabletische Schets
in: De Vos, Luk, ed. Just the Other Day. Antwerp: Restant, 1985. pp.115-124.
Ik verloor Pelckmans na zeg maar 1990 uit het oog, misschien wel volledig maar na zelf op de AOW 2015 te zijn beland vroeg me de laatste jaren wel al af wat er van de belangstelling voor Van den Berg overgebleven was. Deze vraag werd pregnanter omdat er recentelijk een paar intrigerende titels van hem verschenen. De wereld van La Fontaine in 2017 Op wereldreis met Voltaire 2020, dit laatste is vooral aan Candide of het optimisme gewijd en aangezien ik een mooie uitgave daarvan met tekeningen van Paul Klee had was ik snel gewonnen om ze aan te schaffen en na lezing tot mijn genoegen. Dat gold ook voor De ambitie van Werther dat bleek reeds in 1996 verschenen te zijn. Van den Berg komt in zijn La Fontaine en Voltaire boek, verstopt in een bibliografische noot toch tevoorschijn. In dit laatste boek dook eveneens De val van Prometheus van Lemaire op.
Ik heb de indruk nadat Pelckmans aangesteld was als hoogleraar hij zich niet meer op het metabletische pad begaf, alhoewel ik geen zicht heb op zijn Franse publicaties.