Cornelis Verhoeven

Cornelis Verhoeven en de metabletica van Jan Hendrik van den Berg

Zowel Verhoeven als Van den Berg zijn voor mij leeservaringen van de eerste orde en beide is het overkomen dat ze wel als zeer oorspronkelijke denkers zijn herkent en daarvoor ook de erkenning kregen, maar toch een marginaal leven leiden. Hier gaat het om te tonen dat Van den Berg voor Verhoeven eveneens een grote leeservaring was.

De eerste kennismaking van mezelf met het werk van Van den Berg verliep via de lokale boekhandel, ik zocht een boek over Freud, Jung en Adler en zo werd me Dieptepsychologie 1970 aangereikt. In dit boek werden ze alle drie keurig gepresenteerd tezamen met vele anderen, dus je had vele figuren waarin je verder kon verdiepen.
Ik kwam in aanraking met het werk van Verhoeven via De tederheid 1968 van Ton Lemaire. Zijn de bibliografieën van de metabletische reeks van Jan Hendrik van den Berg juweeltjes, dat kan men ook zeggen van de publicaties van Ton Lemaire en in De tederheid werd verwezen naar Rondom de leegte 1965, Verhoeven zijn beste? In ieder geval zijn bekendste boek, ook zijn boek waardoor hij reputatie kreeg. Na Rondom de leegte las ik Inleiding tot de verwondering 1966 en Het grote gebeuren 1967. Voor meer lezers zijn dit de meest essentiële Verhoevens. Waarschijnlijk ook voor Lemaire. In Het tweede oog 2004 over het denken van Cornelis Verhoeven gaat de bijdrage van Lemaire ‘De bloei van de roos’ uit van Inleiding tot de verwondering. Hij zet de beschouwing van Verhoeven, die op zijn beurt onder inspiratie was van Heidegger, voort. Lemaire nam dit artikel ook op in zijn bundel Verre velden 2015. Waarschijnlijk draait de essentiële kennis van Verhoeven  door Lemaire vooral om deze boeken.
Verhoeven was voor mij een leeservaring van de eerste orde. Schafte in 1972 alles aan wat er van hem verschenen was en bleef hem volgen dat resulteerde dat ik zo’n beetje al zijn publicaties van en over hem bezit.      

In Rondom de leegte werd verwezen naar Metabletica 1956 dat een extra stimulans voor mij betekende om me in zijn werk te verdiepen, ik had immers een jaar daarvoor in 1971 het werk van Van den Berg ontdekt.
Verhoeven heeft het oeuvre van Van den Berg vanaf het begin gevolgd, dat blijkt uit Eerstelingen in 1988 gepubliceerd, waarin hij het artikel ‘Drie etymologieën van aanwezigheid’ heeft opgenomen, dit is van 1958, daarin verwerkt hij Metabletica. Talrijk zijn de plaatsen waarin Verhoeven Jan Hendrik van den Berg en de metabletica noemt, zodat je er van uit mag gaan dat het ook invloed op zijn eigen denken heeft gehad.

Het boek Metabletica heeft Verhoeven nogal geraakt.  In Rondom de leegte is hij onder de indruk van het hoofdstuk ‘Landschap van de ziel’. Gecharmeerd van de metabletische hypothese dat de ziel een introjectie is van de betekenis van de dingen. Niet de ziel is primair, maar het ding, de werkelijkheid. Om hier ook overeenkomst met zijn favoriete filosoof Heidegger te zien in wat deze over ‘das Ding’ heeft te zeggen.                         

Betreffend hoofdstuk in Metabletica is ook zijn maatstaf om zijn inzichten en waardebepaling van Filosofie van het landschap 1970 van Lemaire en Psychologie: een dubbele geboorte van Jacques Claes te bepalen. Beide boeken besprak hij. Waarschijnlijk is Metabletica zijn eerste kennismaking met Van den Berg en de eerste maakt de grootste indruk. Zo ging het mij met Verhoeven, zijn eerste drie boeken waren voor mij ook de boeken die ik het eerst las en vind die de beste zonder al die boeken van erna tekort te doen.
Metabletische inzichten sijpelen ook door in Het grote gebeuren. In het hoofdstuk ‘Meditatie over een spijker’ steunt hij op Leven in meervoud 1963 wanneer Verhoeven zegt de industriële revolutie heeft de dingen veranderd, zij heeft er het karakter van bezit aan ontnomen. Zij is niet alleen een ingreep in het bestaan der dingen maar ook in het menselijk leven. Van den Berg toont dit in Leven in meervoud met uitvoerige duidelijkheid aan in zijn voorbeeld van de productie van spelden (hij had ook spijkers kunnen nemen) van voor de industriële productie is elke speld uniek en zijn die van de industriële revolutie veelvoudig-gelijk-waardeloos.
Een weerklank is eveneens te vinden in Voor eigen gebruik 1970, waar hij over amplificatie van het ik beschouwt. In het stuk ‘Modern levensgevoel’ uit Het leedwezen gaat hij in op de these van Leven in meervoud over de gevoelloze dingen en de dingloze gevoelens.                          

Bronzen borstbeeld Cornelis Verhoeven
maart 2003

Hij ziet dat de metabletica een recht op eigen bestaan heeft, wat blijkt in Bijna niets met dit citaat over de mythe van het schrijverschap; “Zelfs de fijnste vertakkingen van een metabletisch rekenschrift kunnen dit alles niet in haar grijparmen vangen”. Hij neemt J.H. van den Berg zodanig ernstig, daar hij hem niet opneemt in zijn verzameling Parafilosofen en neemt daarom ook kennis van zijn kleinere niet-metabletische geschriften als Psychologie en geloof (zie De resten van het vaderschap het hoofdstuk ‘Gewoon meedoen’. Zo ook de derde druk van Kroniek der psychologie. Deze uitgave noemt hij vanwege de afdruk van een foto van prof. Buytendijk en deze foto is voor Verhoeven een van de meest sprekende koppen die hij kent. Hij vestigt ook aandacht op de doorgroefde kop van Ernst Bloch, zie dit in Sporen achterlaten.
Een van de columns van Verhoeven was nogal enthousiasmerend over Ernst Bloch, wat voor mij de reden was om me met deze ‘belangrijke filosoof’ bezig te gaan houden. Het oeuvre van Bloch in zijn veelzijdigheid heeft trouwens wel raakvlakken met Van den Berg.

Verhoeven is blijvend geïmponeerd door Metabletica. Ondanks dat hij in een recensie Claes als een epigoon beschouwt en Psychologie: een dubbele geboorte gediskwalificeerd heeft. Schrijft hij in Merg en been 1981 “dat hij getroffen werd in een metabletisch geschrift door een uitspraak naar aanleiding van de beklimming van de Mont Ventoux door Petrarca in 1336, een gebeurtenis waaraan door J.H. van den Berg een metabletische betekenis wordt gehecht”. (Alhoewel Petrarca in Metabletica slechts terloops voorbijkomt en niet de beklemtoning krijgt zoals dat later in de metabletische methode zijn beslag krijgt). “Zijn leerling Jacques Claes wijst erop dat Petrarca in zijn verslag maar enkele regels wijdt aan het uitzicht waarvan hij, als eerste in de geschiedenis, geniet, maar hele bladzijden aan reflexies over zichzelf”″. “In de afstandelijke alom aanwezigheid van het landschap-de horizon is panoramisch- staat Petrarca op zichzelf te kijken. Zijn panoramische blik baart introspectie” Citerend uit Psychologie: een dubbele geboorte.  Via de horizon lijkt de verte om te slaan in de meest intieme nabijheid. Veelheid werpt het probleem van de eenheid op. In verbrokkeling concentreren wij ons het meest op onszelf en zoeken onze eigen eenheid. Die momenten zijn zo gelijktijdig dat ze verwisselbaar zijn. Hier toont Verhoeven een grote verwantschap met J.H. van den Berg. Hier komen de metabletische eenheden van de ruimtelijk ordening van pas zoals ver-nabij; in een dialectische verhouding krijgt dit beslag in bij voorbeeld met het toerisme, toen kwam het verre nabij ten koste van het nabije in het inboeten van vriendschap.  Er is volgens Verhoeven een moderne verscheurdheid nodig om de verbrokkeling van het bestaan zo definitief te ervaren dat die ervaring zelf als het ware dwingend leidt tot een concentratie op de eenheid.   Verhoeven herkent zich wel hierin, maar rekent zichzelf niet tot die knappe mensen die het ontstaan van deze verscheurdheid aan een jaartal kunnen binden. 

Wel schenkt Verhoeven aandacht aan de twee cultuurfilosofen die metabletisch dicht bij Van den Berg staan. Jacques Claes en Ton Lemaire.
In zijn bespreking van Filosofie van het landschap, nadat hij zijn grote bewondering voor Lemaire heeft uitgesproken en dat Lemaire, die niet promoveerde, met dit boek de titels van doctor en professor heeft verdiend, zit het Verhoeven dwars dat Lemaire geen melding maakt van enig werk van de metableticus J.H. van den Berg die al twintig jaar lang uitvoerig over het landschap van de ziel , over perspectief in de schilderkunst en over de veranderende wereld heeft geschreven en Verhoeven hoopt dat dit geen bijdrage is aan de systematische verkettering van een groot man. Men moet wel zeer bevlogen zijn met de metabletiek om zich zo te uiten.
Verhoeven bespreekt de twee metabletische werkjes van Claes. Nadat Claes bij Van den Berg gepromoveerd was met De dingen en hun ruimte 1970  publiceerde hij vervolgens Psychologie: een dubbele geboorte 1980 en De wieg van het verdriet 1983, Claes afficheert ze niet zo maar deze zijn metabletisch van inhoud;  daarna schreef hij een ruim aantal boeken zonder metabletisch te zijn maar altijd wel onder inspiratie van Van den Berg . In al deze publicaties valt de naam van JH van den Berg en de term metabletica wel ’n paar keer. Verhoeven waardeert de beide boeken nogal verschillend. Psychologie: een dubbele geboorte acht Verhoeven “niet geschikt om te bewijzen , dat de metabletica als wetenschappelijke methode functioneert en los van zijn uitvinder beoefend kan worden”. Dit boek versterkt in Verhoeven “het vermoeden, dat bij Van den Berg zelf, de metabletica als een knap gevonden methode om de ingewikkelde stof voor zijn cultuurhistorische essays stilistisch te organiseren dan als een wetenschappelijk inzicht dat zijn eigen leven kan leiden”.
De wieg van het verdriet vind Verhoeven intrigerend en buitengewoon boeiend, Claes geeft voor Verhoeven van Dürer’s Melencolia een overtuigende analyse en het boek is bijna te mooi geschreven. In de kleine Prisma recensie schrijft hij zelfs “Claes is een leerling van J.H. van den Berg en beoefent de metabletische methode, waarin de geschiedenis van de mensen parallel loopt met die van de dingen. Zijn boek is een prachtig staaltje van wat die methode , als hij bekwaam gehanteerd wordt, aan het licht kan brengen”.  De waardering is hier wel omgebogen van negatief naar positief.
Ook schenkt Verhoeven aandacht aan het proefschrift Belle-epoque en anti kunst van Jan Van Spaendonck, waarvan Van den Berg de promotor was. Ondanks de grote waardering van Verhoeven voor dit boek, hij vond het meer een boek als een proefschrift, uitte hij er kritiek op die hij uitbreidde tot kritiek op de metabletiek namelijk dat de metabletica niet alleen een wetenschappelijke methode is maar ook een retorische of literaire heuristiek, een manier om stof te vinden en allerlei zaken daarbij te betrekken.

Verhoeven en Van den Berg hebben een grote verering voor Heidegger. Voor Verhoeven is Heidegger zijn favoriete filosoof, een boek van hem moest eerst een tijdje in huis zijn op een ereplaats tot het geschikte moment daar was om het tot je te nemen, het moest eerst belegen zijn; ook Van den Berg zette het op een aparte plaats om het te lezen als de tijd er rijp voor was. Hij heeft Sein und Zeit verslonden en het in een roes gelezen. Van den Berg heeft Heidegger ook opgezocht vlak na de tweede wereldoorlog. Verhoeven heeft bij mijn weten Heidegger nooit bezocht en denk dat hij ook geen poging heeft gedaan.

Bij het afscheid van Verhoeven in 1993 was ik aanwezig. Het geluid van de waarheid aangehoord in de Oude Lutherse kerk. Zijn oratie Lof van de micrologie en dit afscheidscollege behoren tot zijn gaafste werk.
’s Morgens in het Oostindisch Huis was er te zijner ere een symposium onder de titel Toegiftverschijnselen, van de 4 sprekers vond alleen de voordracht van Bruno Nagel zijn weg in Levende aandacht opstellen voor Cornelis Verhoeven 1993.
Bij dit gebeuren zat ik naast R.J. van Helsdingen, bekend in de wereld van de psychiatrie. Stichting Psychiatrie en Filosofie stelt een tweejaarlijkse prijs ter beschikking: De R.J. van Helsdingen-prijs, deze heeft Jung persoonlijk ontmoet en gekend, schreef een introducerend boekje over hem, die velen toegang gaven tot de denkwereld van Jung. Eerst in de serie ‘Helden van de geest’ later uitgebreider en nog steeds verkrijgbaar. Liefhebber van Verhoeven. Hij dacht niet, omdat er zo veel waren, dat er mensen waren die alle boeken van Verhoeven hadden gelezen. Maar naast hem zat er een, die bovendien zijn collegedictaten en zijn columns bezat, voornamelijk uit De Tijd later HP De Tijd; ging eens naar de burelen van De Tijd om te kijken of er omissies waren. Van Helsdingen was daarvan onder de indruk en helemaal toen ik vertelde dat ik alles van en over Van den Berg bezat; hij was ook een bewonderaar van het werk van Van den Berg.  Van Helsdingen was dusdanig geïmponeerd door Verhoeven dat hij een tekst uit Rondom de leegte op een plaquette liet aanbrengen en op een muur in zijn tuin liet plaatsten.                         

WIJ LEVEN IN DE VOORBIJGANG
OPGESLOTEN in een dun schijfje ACTUALITEIT waar de STILTE van de EEUWIGHEID               
Niet te HOREN is.

C. Verhoeven

De grote waardering die Van den Berg bij Verhoeven had komt het meest tot uiting in zijn bespreking over Metabletica van de materie in De Nieuwe Linie van 1 maart 1969 onder de titel ‘Prof. Dr. J.H. van den Berg tovert konijntjes uit een hoed’. Zelf heb ik Metabletica van de materie tot het interessantste boek van de vorige eeuw gepromoveerd en dat ze een bijdrage tot het mooiste gebouw en boek van de vorige eeuw leverde, namelijk het Gasuniegebouw Groningen van Ton Alberts en De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch.  Het is me ook niet duidelijk waarom deze bespreking geen plaats heeft gevonden in de verzameling van reacties over het werk van Van den Berg  in Parabising De metabletische methode. Verhoeven schrijft “Metabletica van de materie weegt bijna een kilo en wie deze kilo leesgenot keurend in de hand neemt en de soepele linnen band zachtjes hoort kreunen, terwijl hij het werk doorbladert, weet weer wat hem te doen staat; een week wegvluchten uit de wereld en er ontwend, verwonderd en vervreemd in terug te keren”. Niet voor niets werd deze tekst in een reclamefolder van Callenbach, destijds de uitgever van Van den Berg, gebruikt. Ik denk dat Verhoeven het me eens zou zijn met mijn stelling dat Metabletica van de Materie het interessantste boek van de 20e eeuw is.

Hij noemt de eerste 100 blz. over de niet-euclidische meetkunde geniaal. De uiteenzetting van de metabletische methode is voor Verhoeven “een klassiek stuk wetenschappelijk proza dat uitmunt door helderheid en innerlijke samenhang”. Maar Verhoeven heeft wel kritiek op het unieke voorval dat wordt teveel gehanteerd om structuur en eenheid te geven aan de geschiedenis. Het unieke voorval is zoiets als een goddelijk ingrijpen, een vingerwijzing vanuit een verborgen achtergrond. Maar in werkelijkheid is de historicus, de metableticus  zelf de regisseur, hij brengt zelf eenheid in het tafereel. Die eenheid is een metabletisch geloofspunt. Maar voor Verhoeven is geschiedenis helemaal geen eenheid of structuur.  Wel noemt hij het metabletisch werk uniek in de hele wereld.

Echter een leer der veranderingen waarin de unieke voorvallen de structuur bepalen moet jawel uniek zijn.

        

Een gedenkplaat ter ere van Jan Hendrik van den Berg
Op 11 juni 2014, zijn geboortedag onthuld in Deventer
nabij de Watertoren, waar hij opgroeide

In zijn bespreking van Dieptepsychologie ‘Het einde van de diepte’ krijgt Verhoeven de indruk dat Van den Berg nergens met zoveel recht , zoveel bekwaamheid en zo weinig heisa zijn metabletische inzichten heeft toegepast als hier. Wat er aan constructie zichtbaar wordt lijkt een intelligente, om niet te zeggen geniale rangschikking van deskundig beoordeelde gegevens. Het boek Dieptepsychologie is zo mooi omdat het zo soepel aan de eis van consistentie en tegelijk aan die van verifieerbaarheid voldoet. En dan komt er een zin die lezers van de metabletisch reeks vaker overkomt: De gebeurtenissen lijken speciaal voor het metabletisch verhaal plaats gevonden te hebben.

Ik ken niemand die met zoveel empathie en met kennis van zaken en toch kritisch blijvend zo goed over de metabletiek heeft geschreven en dat Verhoeven weet waar hij het over heeft blijkt wel uit het feit dat hij Michel Foucault in deze bespreking een metableticus vindt, en ook voor het eerst over de metabletische benadering als historische fenomenologie schrijft; een term voor de metabletica die Hub Zwart later in Boude bewoordingen 2002 (hij zet metabletica tussen haakjes) probeert te munten. De verwantschap Van den Berg- Foucault daar is bij herhaling op gewezen. Verhoeven noemt Foucault’s Geschiedenis van de waanzin een metabletica van de krankzinnigheid in zijn recensie van De woorden en de dingen. Pas Hub Zwart werkte deze verwantschap, dit synchronisme uit in zijn onvolprezen Boude bewoordingen 2003.

In de bespreking van ‘s Morgens jagen, ‘s middags vissen ‘Een metabletisch prentenboek’ vervolgt Verhoeven zijn epitheta aan Van den Berg; om het te laten bij een voorbeeld: “Vrijwel geen schrijver is er ooit in geslaagd zo functioneel zijn illustratiemateriaal op te nemen in het geheel van zijn werk als Van den Berg dat in zijn werken heeft gedaan”.                                                        

In een kleine recensie voor Prisma-Lectuurvoorlichting is De Reflex een boeiende voortzetting van een intrigerend oeuvre.

In zijn De Tijd column ‘Koude rillingen’ schrijft hij: “ Zoals elk boek van J.H. van den Berg is ook Koude rillingen buitengewoon opwindend in zijn indrukwekkende en volstrekt unieke oeuvre. De rijkdom van een oog of een pauwenveer was in strijd met wat Darwin zich voorstelde te bewijzen: de lage afkomst van levende wezens. In Darwins lof van het minimum door Van den Berg ‘intelektuele askese’ genoemd, past die demonstratieve overdaad niet. Hierin komt Darwin overeen met Marx en andere tijdgenoten die uitvoerig worden geciteerd. Industriële ontwikkeling , literatuur en mode worden daarbij op scherpzinnige manier betrokken. Hierin is Van den Berg niet te overtreffen. Voor hem is 1859 het metabletisch jaar van de strijd om de gelijkschakeling op het minimum”. Verhoeven leest in het boek een protest tegen materialisme en mechanicisme als aanslagen op de geest die ongelijk maakt.

Ook In zijn HP/De Tijd column ‘Paukenslag’ over Metabletica van God roemt hij “de onvergelijkbare geleerdheid en het fantastisch compositorisch vermogen van Jan Hendrik van den Berg. Verhoeven noemt het boek een seculiere  heilsgeschiedenis, een verhaal van goddelijke ingrepen op momenten dat de geschiedenis vastloopt. Die momenten kondigen zich aan in de gelijktijdigheid van gebeurtenissen waartussen geen onderling causaal verband is aan te wijzen. Zulke momenten noemt Van den Berg al vanaf 1956 metabletisch. Hij heeft daar een geniaal oeuvre over geschreven, waarvan Metabletica van God de voorlopige bekroning is. Met een overvloedige hoeveelheid van details uit de geschiedenis van kunst, architectuur vooral, wetenschap en spiritualiteit die op een meesterlijke en buitengewoon spannende manier onderling worden verbonden en als het ware aan de grote synchronisator aangeboden”.

Bij mijn weten heeft Verhoeven Gedane zaken en Hooligans niet besproken.

De geschriften van Verhoeven zijn van geen betekenis geweest voor Jan Hendrik van den Berg, hij nam geen kennis van diens oeuvre. Toen ik juli 2016 in de bibliotheek van Van den Berg in het Ghuislain museum Gent, daar vond zijn bibliotheek onderdak, rondneusde vond ik Rondom de leegte 1e druk, maar het boek maakte niet de indruk gelezen te zijn. Gekregen (van De Visscher?) en later in zijn bibliotheek terecht gekomen?  Toch ontmoeten ze elkaar; door bemiddeling van Jacques De Visscher, bewonderaar van zowel Verhoeven als Van den Berg.
Van den Berg maakt toch melding van een publicatie door de ‘bekende schrijver’ Cornelis  Verhoeven, namelijk Het alziend oog en vond het gelijknamige artikel nogal openbarend, in zijn boekje Hoe vertel ik het mijn nichtjes een neefjes geïllustreerd door  Nelleke de Laat.  Het lijkt me meer een gelegenheidstegemoetkoming aan haar om Verhoeven te noemen. Voor Nelleke de Laat was, in tegenstelling met Verhoeven zelf, het een feest om met Van den Berg te werken en hield er vriendschap met hem aan over, Van den Berg kocht zelfs al de originele aquarellen die ze maakte voor zijn boekje. Verhoeven die de door hem bewonderde Van den Berg in het midden van de jaren tachtig eens uitnodigde maar die tot ergernis van Van den Berg van Verhoevens intellectuele werkplaats en boekerij niets te zien kreeg.  Zo verhaalt De Visscher in zijn boek Voorbij alle vanzelfsprekendheid.

Nelleke de Laat was een steun en toeverlaat voor Verhoeven en trok na de scheiding van Verhoeven veel met hem op en deed daarvan een aardig boekje open, waardoor we een inkijkje bij Verhoeven krijgen en de man privé leren kennen, zowel zijn positieve maar ze liet zich niet weerhouden ook zijn niet-sympathieke zijde te laten zien.

Het boek van Nelleke de Laat heeft weinig aandacht gekregen, het was mij ook ontgaan, maar om de persoon Verhoeven te leren kennen is het een must.

Verhoeven tussen De Visscher en Van den Berg, alle drie auteurs van een groot eigenzinnig oeuvre, op de foto ten huize van De Visscher in 1993.

Jacques De Visscher bewonderaar van Verhoeven en Van den Berg maar ook kenner van het werk van Claes en Lemaire en vele anderen heeft ook een groot oeuvre op zijn naam.

De invloed van Van den Berg op Verhoeven, waar bestaat die uit? In het ego van Van den Berg gaat de hele wereld in, in die van Verhoeven past slechts een komma of de schaduw van een haar, bijna niets dus. Ik vind de invloed in De Reflex dat op het eind culmineert met de evangelische oproep het smalle pad alleen te gaan. Verhoeven zal zich door dit metabletische pleidooi voor eigenzinnigheid gesterkt en aangemoedigd weten om zijn eigen weg te gaan.

Waarschijnlijk heeft Verhoeven nooit getracht metabletisch onderzoek te doen de metabletische methode toe te passen. Ondanks dat Verhoeven zich niet rekent tot die knappe mensen die metabletische betekenis aan jaartallen kunnen binden, heeft het metabletisch denken zich goed bij hem ingekwartierd, dat ik wil laten zien aan het volgende:

Begin dit jaar 2016 zag ik een prachtige documentaire over Stefan Zweig-Ein Eurpäer von Welt-op de voortreffelijke zender Arte, die liep uit op dat Zweig voor zijn eigendood de twee belangrijkste en laatste boeken schreef Die Welt von Gestern en Montaigne. Die Welt von Gestern is een klassiek boek, voor enkele jaren verscheen in Privé domein nog een vertaling, maar Montaigne (een onaf werk kende ik niet, dit zou zijn geestelijk testament weergeven wat betreft de Europeaan. Met Montaigne begrijpen we Stefan Zweig, de mens op de vlucht, beter. De documentaire deed me opnieuw naar de boeken van Zweig grijpen, ik kan hem gemakkelijk hernemen daar ik me eerder met Zweig heb beziggehouden en toen lang niet alles heb gelezen maar wel in huis heb.

Terwijl ik met Verhoeven-Van den Berg bezig was, danste in mijn hoofd dat Verhoeven een stuk over Zweig had gepubliceerd waarin hij ook refereert aan Van den Berg, maar kon het stuk niet vinden en in de bibliografie van Het tweede oog vond ik ook geen gegevens. Het is dankzij het www toch boven water gekomen.

Trouw publiceerde eind vorige eeuw een artikel van Zweig ‘De monotonosering van de wereld’ waarin Amerika als grote gelijkmaker word voorgesteld. Verhoeven, en een aantal anderen, schreef daar een reactie op ‘Uniek en uniform’ 31.07 99 waar hij refereert aan Jan Hendrik van den Berg. Dit artikel is bijzonder interessant en min of meer door de kennis van Verhoeven daarin bijna metabletisch van aard, zodoende citeer ik wat passages.

“Een negatief uitgelegde monotonisering (volgens Zweig) die uitgaat van technische ontwikkelingen en waarin die ontwikkelingen zelf als een soort van zondebok worden beschouwd, is uiteraard alleen mogelijk op een moment in de geschiedenis waarin die technische verworvenheden al een grote verspreiding en een hoge graad van dwingende vanzelfsprekendheid hebben gekregen. Daarmee zitten we al geruime tijd na de industriële evolutie en diep in de negentiende eeuw. In de boeiende geschriften van Jan Hendrik van den Berg zijn daarover frappante details en prikkelende beschouwingen te vinden, ook van politieke en cultuurfilosofische aard”. Dat Verhoeven zich niet aan metabletiek wil overgeven blijkt uit het volgende: “Het naderende jaar 2000-einde van het oude of begin van het nieuwe millenium?-zou een mooi en traditioneel punt kunnen zijn om dit indrukwekkende geformuleerde doemdenken (van Zweig) op te hangen aan een chiliastische indeling van de geschiedenis , alsof de wereldgeschiedenis door innerlijke wetmatigheden gedwongen was onze somberheid met mooie ronde getallen tegemoet te komen”.

 Zo wil ik in dit bibliografisch essay zeggen dat de publicaties van Jan Hendrik van den Berg vanaf 1958 tot 1999 in zijn publicitaire leven in het hoofd van Verhoeven rondgezworven hebben.

Toen ik op de geboortedatum van Jan Hendrik van den Berg 11 juni mijn essay Jacques De Visscher toestuurde, wist die me te mailen dat het ook de sterfdag van Verhoeven is. Een mooie toevalligheid.              

Verhoeven kreeg de PC Hooft-prijs in 1978.

Toen in 1970 een meerderheid er voor was om Van den Berg de prijs toe te kennen, was er een minderheid van de zeven juryleden die dreigde bij bekroning van J.H. van den Berg een minderheidsrapport uit te brengen, op grond daarvan besloot de voorzitter Dineaux maar aan minister Klompé voor te stellen de prijs niet toe te kennen. Een van de juryleden was Cornelis Verhoeven.

De artikelen van Zweig en Verhoeven zijn te downloaden, beide zijn zeer lezenswaardig.

Er staan twee opvallende auditieve interviews op het web; een ter ere van zijn PC Hooftprijs afgenomen door iemand die nooit iets heeft gelezen van Verhoeven en een met Ischa Meier waarschijnlijk via Connie Palmen-partner van I.M.- die bij Verhoeven afstudeerde.

Van de boeken over Verhoeven zijn die van Okke Jager Het andere in het eendere 1982 en Wil Derkse Verhoeven 2004 goede boeken. In Voorbij alle vanzelfsprekendheid 2012 Jacques De Visscher  en Afdaling in het ongewisse 1996 Charles Vergeer  komt Verhoeven ook zelf met teksten voorbij. Een leuke hommage is Levende aandacht  1993. In De blik terug 2004 van Charles Vergeer en Kees van Jan van Betjes, een Brabants filosoof 2004 door Nelleke de Laat krijgen we een goed beeld van de mens Verhoeven, in het boekje van Vergeer vooral zijn houding tegenover wetenschap. Wil je echt studie maken dan is Op het tweede oog 2003 een aanrader met een uitputtende bibliografie van alles door Verhoeven geschreven.

Ruud Hemel       Emmen  2016