Een kleine geschiedenis van de metableticus
Jacques Claes was degene, die de ‘metableticus’ als wetenschapper fundeerde; als zoeker van ‘homo novus’ en van de ‘res novae’ kwam hij daarmee op de proppen in zijn artikel ‘Metabletica of psychologie van het geschieden’ Streven febr. 1971.
Hij wettigde deze hoedanigheid. De loop van de geschiedenis is een verloop dat voortdurend gebroken wordt door een ’tempus novum’, het moment van het nieuwe, waarin het verloop sprong wordt. Tempo hebbend veranderen de dingen, maken zij de sprong.
Dit is als het ware een anticipatie op mijn poëem ‘De metableet’ uit 2006 ter ere van 50 jaar metabletica.
Claes promoveerde bij Van den Berg met De dingen en hun ruimte 1970. Hij propageerde de metabletische idee, werd een vurig verdediger van dit concept vooral in Vlaanderen en deed metabletische boeken het licht schijnen. Men noemt zodoende alleen zijn leermeester Jan Hendrik van den Berg en zijn ‘leerling’ Jacques Claes metableticus.
Dankzij Delpher schrijdt mijn inzicht in het gebruik van de term metableticus in het volgende voort.
De eerste die de term metableticus voor Jan Hendrik van den Berg hanteerde was Piet Penning De Vries in een boeiend artikel ‘De dood na 1517 Een metabletische vraagstelling’ gepubliceerd in 1962. De auteur neemt Van den Berg kwalijk dat hij in Het geopende lichaam ondanks dat hij het oorspronkelijke werk van Emile Male in L’art religieux de la fin du moyen âge en France op de voet volgt, liet hij het laatste deel dicht, onverwerkt. Het gedeelte waar op de doeken en de kerken de hemel opengaat. En in Het verlaten lichaam zou van den Berg van de heilig-hartdevotie alleen de dood-lopende fase laten zien. Maar als metableticus had hij bedacht kunnen zijn op een metabolè, zowel van de dood als van het hart.
Piet Penning de Vries werd een goede bekende van Van den Berg, stond op goede voet met hem en wist daardoor, dat Van den Berg een alinea over Marx had veranderd in de 6e druk van Leven in meervoud 1971. Het zou de enige plaats zijn waar de 6e afwijkt van de 1e druk. Op pagina 182 is ‘Het aangekondigde toekomstbeeld’ veranderd in ‘De werkelijke beweging’. Dit zou in samenhang zijn met de inzichten van het metabletisch prentenboek ’s Morgens jagen ’s middags vissen 1970. Deze titel komt in het citaat in Leven in meervoud voor.
Penning de Vries schreef eveneens een uitgebreid artikel, recensie over Metabletica van de materie.
Penning de Vries was, zou zo maar eens, voor de spirituele kant van de metabletiek een vormende kracht geweest kunnen zijn. Wanneer men zijn artikel goed tot zich door laat klinken is het misschien wel de initiatie geweest voor, dat Van den Berg in Metabletica van God bekent dat dit boek ‘Metabletica van de Dood’ had kunnen heten.
De tweede was G.Benthem van den Bergh, indertijd een bekend socioloog, hij gebruikte metableticus in ‘Schrijven in meervoud’, een reactie op een publicatie van M. Jacobs ‘Film in meervoud’, dat misschien wel het eerste product is, waarin iemand naast Van den Berg, de metabletica beoefend.
Jacobs behandeld met het beginsel der gelijktijdigheid Leven in meervoud van J.H.van den Berg met de film 8½ van Federico Fellini.
Jacobs is waarschijnlijk een zeer belangrijke factor geweest in het metabletisch concept, in de zin dat Van den Berg in hem een bevestiging vond. Hij deed zich voor als een kenner, die dicht op de genese van de metabletica stond. In de discussie die ontstond door de reactie van Benthem van den Bergh, nam Jacobs deze kwalijk en niet serieus, omdat die bekende Leven in Meervoud niet te hebben gelezen, maar zich baseerde op lezing van het boek Metabletica en een recensie van Goudsblom naar aanleiding van Het menselijk lichaam.
Een notoire tegenstander van de metabletica, maar wel empathisch ten opzichte van Van den Berg is vanaf het begin A. de Froe, die gaat ervan uit dat de metabletica geen bestaansrecht als wetenschap heeft en zegt in zijn bespreking van Metabletica van de materie ‘In gesloten gelid door de tijd’ in Trouw 24.12.1968 over de metableticus. De Froe schrijft: In 1968 vond Van den Berg het beginsel der veranderlijkheid. Wanneer dit verschijnsel voor dien er niet was, hoe kan Van den Berg het dan tussen 1200 en heden volop vinden. Van den Berg stelt dat er tussen bepaalde voorvallen op grond van hun gelijktijdigheid verbanden moeten zijn, van den Berg toont deze niet aan. Daarom ziet de Froe achter de meest kenmerkende en hoog reikende uitspraken van de metableticus de pentekening van
Gerrit Achterberg:
‘samengesteld met dood
kan ik u enkel nog ontleden
voor wat scheikundigen reeds weten
zand, zink, lood.
Het andere reageert alleen
op vreemde indicatoren
die tot geen wetenschap behoren:
schijn, waan, droom.
Cornelis Verhoeven gebruikte de term ‘metableticus’ in een recensie ‘het einde van de diepte?’ in Raam juli 1971, over Dieptepsychologie (Van den Berg1971) en Michel Foucault is ‘ook een metableticus’. Verhoeven beschouwd Foucault’s Geschiedenis van de waanzin in een bespreking van Foucault De woorden en de dingen als een metabletica van de krankzinnigheid.
Zie: De Tijd 17 mei 1973.’Michel Foucault op een lijn met Sartre en Levi Strauss’.
De alerte Verhoeven gebruikte de term ook in een interview vanwege de perikelen rond de PC Hooft-prijs 1970. Verhoeven zegt als jury-lid, dat een van zijn kandidaten; een bekend metableticus, op zijn lijstje stond en zeker niet voor het eerst. Maar vertelt Verhoeven; in gezelschap van academici, waarin die naam genoemd wordt, trekt altijd ongeveer de helft wit van woede, weg en dat vond Verhoeven heel vermakelijk.
Zie: PC Hooft-prijs sneuvelde op een stem. Leidse Courant 2 nov. 1970
Harry van der Bruggen was nogal bewogen door de metabletica en poogde in De verpleging in Nederland en het werk van Jan Hendrik van den Berg 1979, om tot een metabletica van de verpleging te komen. Hij noemt zich daarin amateur-metableticus en zijn gedachten hierover van een dilettant-metableticus. Met amor, liefde in amateur en plezier hebben in dilettante is de ietwat incompetente betekenis van deze twee aanduidingen betrekkelijk geworden.
Dat hij metabletisch in de weer was en voor L.J. Menges wel bevoegd was, blijkt uit dat Menges in een redactioneel woord in het tijdschrift ‘Metamedica’ 1982 schrijft, dat Harry van der Bruggen een boeiend metabletisch scatologische verhandeling heeft afgescheiden over de veranderingen die de visie op de ontlasting en de daarmee verbonden verschijnselen heeft ondergaan ‘De verpleging op het glibberige pad’. Het is dan ook op zijn minst merkwaardig dat in zijn dissertatie over de stoelgang Patient, privaat en privacy 1991 zijn metabletische interesse nergens aan de orde komt.
Om nog iemand te noemen; Jan Blokker, een bekend publicist, noemde Jan van Spaendonck, naar aanleiding van zijn dissertatie Belle-epoque en anti-kunst 1977, waarvan Van den Berg promotor was, metableticus in zeer negatieve zin. De metablese speelde van Spaendock parten. Het hinderlijke van de metabletica is de bijna liturgische ballast, ze heeft meer weg van een sekte en het zou ‘wishfull thinking’ zijn. Metabletica is niet uitgevonden, maar een kwestie van naamgeving. Minachtend schrijft Blokker verder, dat van Spaendonck de metabletische methode hanteert met een antroposofisch pak aan.
Zie: Jan Blokker: Volkskrant-Met BTW-25 juni 1977
W.G. de Vries schreef in een enthousiaste recensie van Overvloed en onbehagen 1988 door Simon Schama dat deze veel samenhang ziet en in zijn werkwijze aan een metableticus deed denken. Door deze benoeming, een verwijzing naar de metabletiek is voor mij een aanmoediging, las ik dit boek en moet zeggen, met groot genoegen. Zie: In ‘Ons Erfdeel’ 1988
Son Parabirsing schrijft de term metableticus in De metabletische methode drie maal op, zie blz. 245. Hij suggereert hier alsof de term door Van den Berg zelf in Metabletica van de materie is gebruikt, maar dat is niet het geval.
Om zijn methode te presenteren gebruikte Van den Berg de termen metabletica, metabletisch. Toch bleek dat Jan Hendrik van den Berg zelf één keer in ‘Gelijkheid bestaat niet’ Elsevier 4-2 1992, de term ‘metableticus’ gebruikte om duidelijk te maken hoe hij te werk ging. Na trots te vermelden de eerste metableticus te zijn geweest, komt hij tot de omschrijving: “De metableticus is vooral geïnteresseerd in veranderingen, scharniermomenten in het menselijk bewustzijn”.
Het Journal of Metabletica kwam naar aanleiding van het overlijden van Jan Hendrik van den Berg met een Memorial Issue The Metableticus in nr. 5 2012.


Painting of Jan Hendrik van den Berg in1999 bij ontvangst van een doctoraat van Unisa Pretoria South Africa volgens het Journal of Metabletica.
Ikzelf heb het idee dat dit portret gemaakt is bij de toekenning van Honorary Doctorate door de Universiteit van de Oranje Vrijstaat, Bloemfontein, in 1984.

Nadat Van den Berg mij de erenaam ‘Metableticus Secundus’ gaf en ik me in correspondentie bij Paul Thung (promotor van Parabirsing’s De metabletische methode 1974) ‘metableticus in spe’ noemde, gaf deze te kennen dat het al te bescheiden was, want ik had al een aantal jaren de metabletische denkwijze met toewijding en resultaat beoefend. Sindsdien ben ik de enige die zichzelf metableticus noemt en ga daar maar mee door, want je kunt er wel oud mee worden. Van den Berg werd 98 en Claes 92.