Hans Achterhuis

Het ware gezicht van Hans Achterhuis
is in 1998 vastgesteld en in 2002
in een brochure bevestigd.

Het WARE GEZICHT van HANS ACHTERHUIS door Ruud Hemel

Hans Achterhuis contra Ton Lemaire

Achterhuis en Lemaire in een interview voor Groenlinks 1990

De twee filosofen gingen hun eigen weg. Lemaire als ecologische vluchteling naar Frankrijk. Achterhuis kapselde zich maatschappelijk in om in plaats van parttimer hele dagen te gaan werken. Ton Lemaire is een van die wijsgeren die door kritisch vragen onze geest opklaren. Hij begon met publiceren in 1968 met De Tederheid. Het boekje eindigt met de sindsdien bekende oneliner ‘Laten we zacht zijn voor elkaar, want het leven is een onduldbare pijn’. In 1970 gevolgd met Filosofie van het Landschap tot nu steeds in druk gebleven.

Dit is zijn fenomenologische periode, daarna kwam het inzicht dat ideeën ook vooral maatschappelijk bepaald worden. Daarom vormt Over de waarde van kulturen verschenen in 1976 een breuk met zijn eerdere werk.

Een persoonlijke noot. Toen ik dit boek, onder de indruk van zijn eerste boeken aanschafte, het las, viel het me zwaar tegen. Maar in de winter van 1978/79 in een voortdurende winterperiode was ik op vorstverlet, lang genoeg om dit dikke boek minutieus te gaan lezen met excerpten en zo, hele passages schreef ik over, zodat de inhoud van het boek zich prijs gaf; wat me tevoren tegenviel veranderde nu in een fascinerend denkavontuur zeer pretentieus en was gewonnen voor dit bijzondere boek.

Ik was niet de enige. Met Over de waarde van kulturen komen we Hans Achterhuis voor het eerst tegen als recensent van de publicaties van Ton Lemaire. Achterhuis zou dit volhouden tot en met Godenspijs of duivelsbrood om daarna af te haken om dubieuze redenen, zo als we dat hierna proberen waar te maken. Achterhuis besprak de volgende boeken van Lemaire, alle op sympathiserende wijze. Het vertoog over de ongelijkheid van Jean-Jacques Rousseau, De Indiaan in ons Bewustzijn, Binnenwegen, Twijfel aan Europa, Godenspijs of duivelsbrood.
Dit laatste boek is eveneens gunstig besproken door Achterhuis. Dit is van belang daar Achterhuis later wil doen voorkomen dat er een veranderde denkwijze van Lemaire in Godenspijs of duivelsbrood aan te wijzen zou zijn.

Over de waarde van landschappen
In februari 1996 publiceerde een van onze origineelste­ denkers, de kriti­sche filosoof Ton Lemaire ’n artikel­tje in het literair culturele tijdschrift De Gids onder de titel ‘Verloren landschap’ en voor wie met het oeuvre van Lemaire bekend is, sloot het aan op vroeger werk. Hans Achterhuis recenseert sinds Over de waarde van kulturen uit 1976 de boeken van Lemaire in lovende woorden en is sindsdien als het ware z’n kompaan. Het was dan ook vervreemdend te zien hoe Hans Achterhuis met een publica­tie eveneens in De Gids oktober 1996  “Over de waarde van land­schappen” zich in het stukje ‘Verloren landschap’ kon verslikken, het schoot hem namelijk in het verkeerde keel­gat, en er aanlei­ding in vond Ton Lemaire aan te val­len. De uitgangspunten van het artikel van Hans Achterhuis zijn uitermate verge­zocht, eigenlijk onmogelijk. Achterhuis schrijft: “Al met al leverden zowel het artikel als het boek Godenspijs of duivelsbrood 1995 van Lemaire mij genoeg stof op om diens (recente) stelling­name nader te onderzoeken”.

Dit suggereert een veranderde stellingname van Lemaire. Echter enkele artikelen in de jaren tachtig van Lemaire in ‘Rondom het Leudal’, een regionaal tijd­schrift uit Midden Limburg, preluderen duidelijk op ‘Verlo­ren land­schap’ en de recen­sie van Achterhuis op Goden­spijs of duivelsbrood in Trouw 27.1.96, die was welwil­lend en overwe­gend posi­tief, er blijkt nog geen enkele wens van Achterhuis tot nader onderzoek naar een veranderde recente stel­lingname van Lemaire uit. Le­tterlijk schrijft Achter­huis nog op gunstige wijze: “er is maar een Nederlandse filosoof van wie een dergelijk boek ver­wacht mag worden : Ton Lemaire ” en Achterhuis bekent dat hij het boek in een adem heeft uitgelezen.

Er is totaal geen sprake van een recente stellingname van Lemaire.  Achterhuis mist elke grond daarom de analyses van Lemaire af te wijzen. Waarom misbruikt Achterhuis een artikeltje van Lemaire door hem steevast artikel genoemd op zo’n misplaatste manier?Uit de recensies van Achterhuis op verschillende boeken van Lemaire: Over de waarde van culturen 1976, Het vertoog over de ongelijk­heid van J.J. Rouseau 1980, De indiaan in ons bewust­zijn 1986, Binnne­nwegen 1988 en eveneens Godenspijs of duivels­brood blijkt zonder meer dat Achterhuis bijzonder geïmpo­neerd is door het werk van Lemaire. Naar aanleiding van de essays in Lemaire’s Binnenwegen schreef Achterhuis bij voorbeeld in 1988 “Wie dit soort vragen niet meer stelt , wie dit soort gevoelens niet meer kent, heeft zich waarschijnlijk, ondanks de vaak luidruchtige schijn van het tegendeel, te behaaglijk in het heden genesteld om deze maatschappij en zich­zelf nog beslissend te kunnen veranderen.” Ondanks dat hij dat indertijd schreef, heeft hij zich blijkbaar toch goed in het heden genesteld want het artikel van Achter­huis in De Gids heeft hier en daar wat weg van een sollicitatiebrief naar een lande­lijke bestuursfunctie. Achterhuis op jacht naar de macht. Achterhuis bewandeld voortaan de voor hem aangewe­zen langeafstandsweg en het smalle pad als eigen binnenweg is voor hem onbegaanbaar geworden. Nogmaals waarom deze geforceerde afrekening met Lemaire? Waarom zijn de ideeën van Lemaire nu plotseling ongebreideld doemdenken en een monotone klaagzang. Nou Achterhuis zit gebakken in Twente, verdient genoeg om naar Frankrijk te gaan en heeft genoeg vrije tijd om langeafstandswandelpaden te belopen en is tot de conclusie gekomen dat alleen jaknikkers en hielenlikkers nog toekomst hebben en is het inzicht van de authentieke denker kwijt van “Der Mensch ist ein Neinsager”.

Achterhuis kan na de slachting van links, affiniteit met een echte kritische filosoof niet meer gebruiken!

In de discussie die volgde op het absurde artikeltje “Over de waarde van landschappen” van Achterhuis, reageerde Ton Lemaire met “Landschappelijk optimisme ” en C.F. van Beusekom met  “Het landschap a la Achterhuis” waarin Achterhuis nogal gekapit­teld werd, wat weer een reactie van Achterhuis opleverde “Zwam­men in de natuur”, alle drie in De Gids febr­/97. Lemaire zette de polemiek voort met “Ach­ter­klap van Achterhuis” in De Gids mrt./97, waarmee de discussie voor De Gids gesloten was. Over ‘Zwammen in de natuur’ van Achterhuis het volgende: Zwammen, paddestoelpsychiater, kaboutertherapeut, deze woorden liggen tamelijk voor de hand om Lemaire belache­lijk te maken, maar ze maken meer de jalou­sie en rancune van Achterhuis zichtbaar nu hij gekapit­teld werd over zijn belachelijke aanval in de rug van z’n vroegere wapenbroeder. In zijn recensie over Godenspijs of duivelsbrood schreef Achter­huis nog in gunstige zin: “Mijn eigen kijk op de vliegen­zwam is er door veranderd”. Als interpreet van Lemaire wist Achterhuis dat de thematiek kabouter-paddestoel Lemaire al heel lang bezig hield, hij publiceerde ­daar reeds in 1962 over, in de jaren 80 in Rondom het Leudal, ook lanceerde Lemaire zijn theorie over vliegen­zwam/kabouter in zijn ook nog in het artikel van Achter­huis geroemde Filosofie van het landschap. Deze theorie werd in een bespreking over dit boek indertijd in De Volkskrant door Cornelis Verhoe­ven expliciet genoemd en geroemd. Het is dan ook deze passage van Verhoeven, die voor de zesde druk 1996 als tekst voor de achteromslag, gebruikt is. Wat in Filosofie van het landschap  1970  ’n paar blz. in beslag nam werd in Goden­spijs of duivelsbrood 1995 150 blz. Het is dan ook huichelachtig van Achterhuis en tendentieuze schrijverij dat Lemaire dan pas in 1997 en waarom niet vroeger naar aanleiding daarvan naar de psychiater en in therapie moet. 

Cyrille Offermans stelde dan ook in Vrij Neder­land 29.3.97 in een recensie over De Gids-artikelen dat alle argumenten van Achterhuis tegen Lemaire ‘ad hominem’ waren.

Het opstel van Hans Achterhuis ‘De mythe van het moderne land­schap’ in de bundel Museum Aarde 1997 is de volgende aflevering in de door Filosofisch Magazine “Lemaire versus Achterhuis”-debat genoemde kruistocht van Achterhuis tegen Lemaire.  Het opstel is een uitgebreid aftreksel van ‘Over de waarde van landschap­pen’ waarmee Achterhuis in De Gids deze overbodige en onaangena­me polemiek uitlokte.

Over Museum Aarde vond Lucas Reijnders, eveneens in Vrij Nederland 5.4.97, dat Lemaire daarin slechts aanwezig was als object van hoon.

Lemaire is zonder meer een van de oorspronkelijkste denkers in het Nederlands wat men niet kan zeggen van Achter­huis, die is meer een sprokkelaar (of smokkelaar) in de vakliteratuur, constateert Warna Ooster­baan in NRC/H 6.6.97 (in de reeks ‘De oogst van onze eeuw’) over zijn bestsel­ler De markt van welzijn en geluk en dan is het moeilijk te verteren dat wat jezelf als rijk en door het rijk bezoldigd hoogleraar in Twente niet in je hebt en een afgekeurde Lemaire in een afgeleefde boerderij in Frankrijk wel. 

Hoe tendentieus Achterhuis te werk gaat blijkt exemplarisch uit een voorbeeld in Museum Aarde, namelijk in de bibliografie van Museum Aarde staat een artikel van Achterhuis ‘Lemaire’s nostalgische land­schap’ De Gids blz.68-78, 1996. Dit artikel bestaat niet!

Alsof Achterhuis zich reeds schaamt en zijn bijdragen aan het ‘Lemaire versus Achterhuis debat’ met ‘Over de waarde van land­schappen’ en ‘Zwammen in de natuur’ al wil verdonkere­manen. Uit bovenstaande blijkt voldoende dat wat Filosofisch Magazine het ‘Lemaire versus Achterhuis’ debat gedoopt heeft, veel beter ‘Achterhuis versus Lemaire’ had kunnen noemen, maar Eskens van Filosofisch Magazine noemde het zo en deze gaat in het spoor van Achterhuis verder met de ‘Karaktermoord’ op Lemaire. Eveneens treedt in Filosofisch Magazine mei.1997 een vazal van Achterhuis op, Petran Kockelkoren om de hetze uit Twente voort te zetten.  Door de milieufilosoof W. Zweers is Kockelkoren ten gunste van Lemaire terecht gewe­zen in Filosofisch Magazine juli/aug.1997.

Dat het verhaal van Achterhuis over Lemaire een eigen leven gaat leiden kwam tot uiting in een bespreking van Joost Niemoller over Lemaire’s Wandelen­derwijs 1997 in De Groene. Niemoller poogt het gedachtegoed van Lemaire te schoffe­ren en misbruikt zijn bespre­king om Lemaire te belas­teren, noemt Lemaire zelfs eco-fascist   (De Groene noemt dat ironie maar nam het na aan­drang van Lemaire toch terug). De bespreking van Niemoller is totaal getoonzet door wat Achter­huis in zijn verhalen over Lemaire te berde bracht. Het hele stuk van Niemoller in De Groene ademt de sfeer dat het met voorbedachte rade en in opdracht geschreven is.

Om Lemaire (ooit door De Groene bij monde van Stephan Sanders de Johan Cruyff van de cultuurfiloso­fie genoemd) te chargeren deinst de auteur er zelfs niet voor terug om Lemaire bij de nazi’s in te delen. Het artikel van Niemoller kon wel eens rechtstreeks uit de koker van Achterhuis komen, het zou wel eens het niet bestaande artikel van Achterhuis ‘Lemaire’s nostalgische landschap’ kunnen zijn. Kenmer­kend voor de slordige werk­wijze van Achterhuis is het in de bibliografie van Museum Aarde terecht gekomen. Het zou wel eens kunnen zijn dat Achterhuis om een breder front tegen Lemaire te vormen achter de artikelen in Filosofisch Magazine en De Groene zit.

Volgens Filosofisch Magazine zou Petran Kockelkoren Lemaire te vuur en te zwaard bestrijden en zou Lemaire voortdurend blootshoofds het bos ingaan om de wonderen der natuur te aan­schouwen. Dergelijke zinnen zijn niet authentiek en dienen als stemmingmakerij om Lemaire belachelijk te maken. Kockelkoren zit ook in Twenthe en Achterhuis was bij z’n proef­schrift zijn co-promotor. 

Na ‘Zwammen in de natuur’ en het bosdenken in Filosofisch Magazine is het inferieure ‘De dwaalwegen van een bosdenker’ in De Groene  13.8.97 een verdere stap in de anti-Lemaire- kruistocht van Hans Achterhuis.

Het citeren van al de boeken van Lemaire in het artikel van Niemoller is sterk Achterhuisachtig en laat jarenlange omgang met het werk van Lemaire zien, terwijl Niemoller nog nooit over Lemaire heeft geschreven. Het artikel werd gepresenteerd als “Natuurnostal­gie:Ton Lemaire.   En inderdaad zou de titel ‘Lemaire’s nostal­gische landschap’ (de titel van het niet bestaande stuk van Achterhuis in de bibliografie van “Museum Aarde”) treffend zijn.  Net als in het artikel van Achterhuis speelt ‘Landscape and Memory’ van Simon Schama een grote rol in het stuk in De Groene. Vooral de zin over de polemiek tussen Lemaire en Achterhuis: “Een aardig voorbeeld van het worstelend discussiëren waartoe Lemaire zich laat verleiden”, kan moeilijk uit de pen van de buitenstaander Niemoller komen, maar staat wel goed in dienst van de stemmingmakerij van Achterhuis tegen Lemaire.

Dat Achterhuis de regie over de stukken in Filosofie Magazine­ en De Groene voert, indiceert het feit dat het stuk in De Groene van aug./97 eindigt met de volgende twee zinnen: “Je zou wensen dat de bosdenker Lemaire zijn ‘eigenlijke gezicht’ eens liet zien. Het gezicht van een aartsconservatief“. De verhalen over Lemaire in Filosofie Magazine van mei/97 word op de omslag aangeduid als “Conservatief Ton Lemaire“.

Daarom is het voor mij uiterst merkwaardig dat het ‘eigenlijke’ gezicht van een aards-conservatief, die Lemaire zou zijn, het ware gezicht van Hans Achterhuis laat zien. Om tot dit ware gezicht te komen gaan we door met Cyrille Offer­mans, die veroordeelde in zijn bespreking van Wandelenderwijs in Vrij Nederland 20.9.97 Niemoller en be­schuldigde hem van kwaadwilligheid.

En toen verscheen De erfenis van de utopie van Achterhuis. Veel van de tekst ‘De erfenis van de utopie’ is bij elkaar gesprokkeld, wat Hubert Smeets in NRC/H 29.5.98  melde over wat Achter­huis van Sjoerd de Jong jatte en de slordi­ge bronvermel­ding inzake Hans Steketee (dit had NRC/H best wat groter kunnen brengen) is gewoon typerend voor de werkwijze van de man. De recensie over De erfenis van de utopie in De Volks­krant 18.12.98 zegt hetzelfde maar dan in andere woorden. Jos de Mul schrijft: “Wat bij lectuur al snel in het oog springt is dat Achterhuis in zijn betoog zwaar steunt op secundaire literatuur. Wanneer hij andere denkers bepreekt, gebeurt dat veelal in de vorm van samenvattingen van interpreta­ties van andere auteurs en dat gebeurt hier wel erg overvloedig”. Achterhuis is inderdaad een grootmeester in name-dropping.

Cyrille Offermans die een negatieve reactie over De erfenis van de utopie in Vrij Nederland 11.7.98 schreef, verleide Achterhuis in Vrij Nederland 25.7.98 tot in taal verstopte gewelddadigheid zonder weerga en dat slechts om eigen geschrift als een dictaat de lezers op te leggen, denken ze anders dan slaan bij hem alle stoppen door zegt Achterhuis van zichzelf in een interview met het tijdschrift ‘Wetenschap Cultuur Samenleving’ mei/juni 1998 (letterlijk zegt hij: “Als iemand bij z’n volle verstand nu nog gaat roepen dat we terug moeten naar het communisme, dan slaan bij mij alle stoppen door”)  na de dictatuur van de utopie komt vanzelfsprekend de dictatuur van “De erfenis van de uto­pie”, en jawel hoor Offer­mans argumen­ten zijn ‘ad hominem’, en dit is juist de term die Offer­mans in zijn stukje over de Achter­huis-Lemaire contro­verse tegen Achterhuis gebruik­te. Ook verwijt Offermans in zijn bespreking van De erfenis van de utopie Achterhuis houtje-touwtje Nederlands en vervolgens verwijt Achterhuis in zijn reactie Offermans houtje-touwtje Neder­lands. Het lijkt een kleinigheid maar demonstreert precies de manier van werken van Achter­huis. Achter­huis permitteert zich in een interview in De Groene 20.5 98 te bekennen dat hij destijds in de jaren zestig voor de utopie in navolging van Sartre 10.000 duizend doden om een nieuwe samenleving accep­teerde, blijkbaar sloegen de stoppen toen ook door. ‘Denk ik’ zegt Achterhuis ( zo praat een gladak­ker). Ook Wout Woltz signaleer­de dit In NRC/H 22.5.98, staat er bij stil en schrijft: “vooral dat ‘denk ik’ is sterk, alsof het om een detail gaat”.  

De erfenis van de utopie is meer een Reader dan een boek, er zit totaal geen eigen denkkracht in en wat erger is de ideeën die er in staan, maar dan in omgekeerde betekenis, zijn van Ton Lemaire die zich midden jaren 80 met de utopie bezig hield en dat publi­ceerde in Binnenwegen. Dat Achterhuis geen ideeën heeft zegt ook Louis Boon in De Volkskrant 22.3.97 naar aanleiding van Museum Aarde: “Het geneuzel van Achter­huis zijn verhaal eindigt in een enerzijds-anderzijds positie die je eerder van een politicus uit het veilige midden zou verwachten dan van een kritisch filo­soof”. Zelfs het afgrijselijke van de utopie als totalitaire staat, het kernthema van De erfenis van de utopie heeft Lemaire Achter­huis voorge­kauwd, Lemaire schrijft in De Indiaan in ons bewust­zijn 1986:’Op het eiland Utopia is de vrijheid van het individu zeer gering; er heersen een ijzeren discipline en een collectie­ve zelfbeheersing, die menigeen onder ons zouden benauwen’. Ook suggereert Achterhuis consistentie in zijn opvattingen, want alle centrale vraagstellingen van zijn boek zouden uit zijn Amsterdamse periode stammen.

Hoe consistent Achterhuis wel is wil ik illustreren aan de waardering van Achterhuis voor Rouseau. Als voorbeeld voor Lemaire, die een grote waardering voor Rouseau heeft, moest ook Rouseau het ontgelden bij Achterhuis, want volgens Achterhuis in Museum Aarde zou het gewraakte artikeltje van Lemaire ‘Verloren land­schap’ onder inspiratie van Rouseau staan.  Dit in tegenstelling tot de enorme waardering die Achterhuis voor Rouseau in het verleden had want in een recensie van Lemaire’s boek Het vertoog over de onge­lijk­heid van Jean Jacques Rouseau 1980 schreef Achterhuis in De Volks­krant toentertijd en ik citeer:“Toch komt het soms voor dat een wijsgerig werk zowel door stijl als door inhoud je zo direct raken dat je het uitleest als de meest spannende thriller. Een dergelijke ervaring heb ik zelf gehad met Het vertoog over de ongelijkheid van Jean-Jacques Rousseau.  Sommige zinnen van Rouseau werkten door hun compro­misloze en direkte taal op mij als mokerslagen”. Deze mokerslagen hebben Achterhuis nogal verdoofd, tot 1990, toen kwam hij weer bij bewustzijn, na de instor­ting van het Oostblok en de Sowjet Unie en het niet meer bon ton was links te denken en om zijn maat­schappe­lijke positie veiliger te stellen voor hele dagen ging werken en rechts ging denken, ja inderdaad wiens brood men eet wiens woord men spreekt.

Achterhuis is een Janusfiguur en heeft van zichzelf een karikatuur en publi­citeitsfenomeen gemaakt door links en rechts te publi­ceren en het is heel toepasse­lijk dat het eerste exemplaar van de ‘reader’ De erfenis van de utopie Harry Mulisch, een andere geile janushy­pe werd aangeboden (uit mo­dieusheid en solidariteit met Mulisch wordt nogal werk van Mulisch behan­deld). Mulisch is immers ook een renegaat en weet niet hoe hij kronkelen moet om bij voorbeeld zijn houding over Cuba te recht­vaardi­gen.
Maar Mulisch weigert in de beker te spuwen, waaruit hij heeft gedronken.
Niet Achterhuis die spuwt er over de rug van ’n ander zijn gal in.

In een hoogdravend interview, Achterhuis is nu immers een onaantastbaar fenomeen, met ‘Wetenschap Cultuur Samenleving’ van mei/juni 1998 staan drie foto’s van Hans Achterhuis.

De eerste met het halve gezicht bedekt,
de tweede zonder gezicht, met het hele gezicht bedekt,
de derde geeft het hele gezicht te zien.
Me dunkt dat de tweede foto
het ware gezicht van Hans Achterhuis
laat zien.

Daarna kwam de controverse bij Lemaire niet weer aan de orde, in tegenstelling bij Achterhuis. Via lezingen bijeenkomsten werd hij er wel mee geconfronteerd.     Bij voorbeeld In een interview naar aanleiding van zijn Pierre Bayle–prijs in ‘U today’ 2002 confronteerde Jannie Benedictus Achterhuis met dat Lemaire vond dat hij zijn techniekkritiek ingeslikt had, hij houdt de boot zoveel mogelijk af en gaat er meestal niet op in, maar als reactie laat Achterhuis optekenen, dat hij het heel erg vond, dat de ruzie met Lemaire totaal uit de klauwen is gelopen.               Maar Achterhuis en alleen hij,  heeft dat bewust zelf uitgelokt. Met deze reactie lijkt het alsof beiden aan de ruzie debet zijn. Zijn valsheid is ook in 2002 nog volop aanwezig. Absurd dat een dergelijk figuur een prijs krijgt.    

Het is prima dat de Groenlinkse Leonne van der Weegen in Een groene nar? 2013 Lemaire rehabiliteert. Zij vindt de affaire dat Achterhuis scherp op de man speelde en noemt het zelfs een karaktermoord.     
Blijkbaar blijft Achterhuis zijn verhouding met Lemaire kietelen. Tien jaar later 2012 in zijn Thijs Kramer-lezing haalt hij opnieuw uit naar Lemaire om hem verkeerd te citeren met het citaat van Thoreau “In de wildernis ligt het behoud van deze wereld”, Lemaire zou dit citaat van Thoreau graag nazeggen en als motto voor zijn eigen teksten gebruiken, terwijl Lemaire toch echt de juiste vertaling geeft van Thoreau met ‘wildheid’ en niet wildernis. Achterhuis suggereert dat Lemaire dit citaat veelvuldig gebruikt, maar hij doet dit maar  twee keer. Lemaire doet dat niet terloops maar functioneel in zijn verhaal en wel in De Indiaan in ons bewustzijn en in Wandelenderwijs. Voortvloeiend uit zijn tendentieuze instelling heeft Achterhuis het over de anarchist Thoreau, terwijl deze helemaal geen anarchist was. Het is neerslag van wat Lemaire zegt, sinds hij de universiteit vaarwel gezegd heeft, voor Achterhuis eigenlijk geen betekenis meer heeft, maar hij noemt hem slechts om hem in diskrediet te brengen. Academische verwaandheid speelt Prof. Achterhuis parten. Alleen wat men via de universiteit zegt is belangrijk. In tegenstelling met zijn hagiografische periode voor de ruzie komt de naam Lemaire nadien nog maar zelden voor in de publicaties van Achterhuis.        

Lemaire kreeg wel het verwijt van Jan Kuipers in Methoden tegen helderheid 2014, dat hij Thoreau niet historisch maar nogal mythisch weergeeft en Kuipers nuanceert het beeld van Lemaire over Thoreau met het volgende citaat: “Thoreau, ‘stoïcijn van de bossen’, geldt ook als de uitvinder van het begrip burgerlijke ongehoorzaamheid. Maar de stoïcijn ging gedurende zijn verblijf in de bossen vrijwel elke dag bij zijn ouderlijk huis in Concord aan. En de rebelse titel van zijn essay On Civil Disobedience (1866), duizendvoudig echoënd sinds Gandhi, moet van een redacteur afkomstig zijn; de oorspronkelijke titel was Resistance to Civil Liberty (1849)”.   

Arie de Ruijter geeft voor Lemaire de omschrijving ‘sleutelfiguur’ in de bundel Op zoek naar de juiste maat. Commentaren op het werk van Ton Lemaire 1984 van de Nederlandse Sociologische Antropologische Vereniging,. Lemaire is voor menigeen een focalisatiepunt om de culturele antropologie te doordenken en met nieuwe antwoorden te verrijken. Deze bundel houdt zich met de wetenschapper antropoloog Lemaire bezig. Dus over Over de waarde van kulturen en Het vertoog over de ongelijkheid van Jean-Jacques Rousseau.

In betreffende bundel (1984) verhaalt Jan Pouwer dat Lemaire hem toevertrouwde dat hij het liefst zich zou nestelen in een Frans boerderijtje om daar essays te schrijven. Nu terugkijkende is hem dat bijzonder goed gelukt. Nu helemaal sinds hij in Savignac de Miromomt woont als een burger in afzondering, waar hij veel groter gehuisvest is en zijn verzamelingen artefacten en boeken tot hun recht kan laten komen.

Jan Pouwer; In de katholieke Universiteit Nijmegen werkte hij tijdens zijn Nijmeegse jaren samen met de cultuurfilosoof en antropoloog Ton Lemaire. Samen verzorgden ze het college Epistemologie van de Antropologie, waarbij ze onder andere Marxistische inzichten gebruikten. De begrippen ‘ideologie’ en ‘sociale dialectiek’ speelden daarbij een belangrijke rol. 
Voor Henk Driessen indertijd student in Nijmegen hadden de enigszins gekwelde indruk makende, fijngevoelige cultuurcriticus Ton Lemaire en de kleurrijke en wat onbehouwen Jan Pouwer de afgezette burgerlijke antropologie, gezamenlijk de opleiding antropologie, overgenomen.  
Lemaire werd in de jaren 70/80 dus als sleutelfiguur gezien.
Achterhuis is eigenlijk een leerling van Lemaire, die zonder zijn meester niet tot origineel denkwerk in staat is en met alle winden meewaait, tot op de dag van vandaag. Zijn vrouw verwijt hem dat ook, nu in 2018 iedereen het over Hanna Ahrend heeft, moet ook Hans Achterhuis  een boek over haar maken.

Achterhuis, in de vorige eeuw een leerling van Ton Lemaire. Om toch positief voor hem te besluiten, volgens Gaston Bachelard eer je je leermeester het meest door hem tegen te spreken.

Bibliografie:
Hans Achterhuis: Over de waarde van landschappen. De Gids. Okt.1996
Zwammen in de natuur De Gids febr. 1997
De mythe van het moderne landschap Museum Aarde 1997
De erfenis van de utopie Vrij Nederland 25.7.98 Boekrecensies over Lemaire: Een boek voor actievoerders. De Nieuw Linie 21.12.77
De actualiteit van Rousseau. De Volkskrant 31.7.81
Beschrijving van Indianen vanouds Europees gericht De Volkskrant 8.10.86
Het recht op enig etnocentrisme De Volkskrant 1.10.88
Tussen nostalgie en revolutie Werkschrift Leerhuis & Liturgie sept. 1988
Zijn kabouters paddestoelengeesten? Trouw 27.1.96

Ton Lemaire: Filosofie van het landschap 6e druk1996
Binnenwegen 1986
Godenspijs of duivelsbrood.1995
Wandelenderwijs 1997
Verloren landschap. De Gids.feb.1996
Landschappelijk optimisme febr De Gids 1997
Achterklap van Achterhuis. De Gids maart 1997
Natuur&cultuur Filosofie Magazine juni 1997
Ecofascisten De Groene 3.9.97
Voorstellingen van de vrije ziel in de volkenkunde en de europese folklore Kula 1962
In Rondom het Leudal:Landschap en beleving.juli 1978
Mouwmenkes en Heimenkes.sept1980
Enkele beschouwingen bij een verdwenen landschap.juli1983
Holle wegen in het leudal.april 1984
Wat er verloren ging.jan1986

Max Arian: De utopische verleiding De Groene 20.5.98
C.F. van Beusekom:Het landschap a la Achterhuis De Gids febr 1997
Louis Boon:Milieufilosofie uit het burgerlijke midden.De Volkskrant 22.3.97
R. Enthoven;Noem me voor mijn part een stadssjamaan Filosofie Magazine mei 1997
Erno Eskens:Lemaire versus Achterhuis Filosofie Magazine mei 1997
Achterhuis&Mulisch scherp over utopie Filosofie Magazine juli/aug 1998
Malou van Hintum:Interview met Hans Achterhuis en Ton Lemaire: Het gaat niet om soberheid,niet om armoede. Groen Links sept.1990
Jos de Mul: Het ideale nergensland De Volkskrant 18.12.98
Joost Niemoller:De dwaalwegen van een bos-denker De Groene 13.8.97
Cyrille Offermans:Recensie op De Gids van mrt.1997 Vrij Nederland 29.3.97
Open plekken in het leven Vrij Nederland 20.9.97
De utopie van het dashboard lampje Vrij Nederland 11.7.98
Warna Oosterbaan:Hans Achterhuis De markt van welzijn en geluk NRC/H  6.6.97
Gert Peelen:Hans Achterhuis Wetenschap Cultuur Samenleving mei/juni 1998
Lucas Reijnders:Wil de natuur gedemocratiseerd worden Vrij Nederland 5.4.97
Stephan Sanders:Open brief aan Ton Lemaire De Groene 4.7.90
Hubert Smeets:Berichten uit de branche NRC/H 29.5.98
Cornelis Verhoeven:Bevrijding van het landschap De Volkskrant 22.8.70
W.Woltz: Fascinerene gijzelnemer NRC/H 22.5.98